Tweede Delfs Cupidoos schighje
(1656)–Arnold Bon– Auteursrechtvrij
[pagina 13]
| |
Voys: Komt mijn Flora.VVRede Venus, oorsaack aller smert,
'k Verjaag en ban u geheel uyt mijn hert:
Want ghy niet anders baart als droeve pijn,
Wech geyle min, 'k Verdrijf u uyt mijn sin
En hou het met de Wijn.
2.
Watte dwasen, d'een in ongeneucht,
Aan 't Wijf besteet sijn vrije jonge jeucht.
Tot hy voor vreucht, in kommer en verdriet
Door 't naar gekijf van 't Helsche bose Wijf
Al quijnend' gaat te niet.
3.
Dees door liefde dul en desperaat,
Begeert zijn door, en neemt een poock te baat.
| |
[pagina 14]
| |
De derd' om dat zyn Vrijster hem slaat af:
Die neemt een Zeel, die hy knoopt om syn Keel
Maackt soo een hangent Graf.
4.
Bedaar Vrijers, 'k bid u toch bedaar,
Kom volch met my den Vader Bacchus naar.
En mindt den Wijn, die alle droefheijt haat:
Met Bottelbier, Maackt lustigh goede chier
Maar doet geen overdaat.
G. Bon. |
|