Tweede Delfs Cupidoos schighje
(1656)–Arnold Bon– Auteursrechtvrij
[pagina 63]
| |
Vois. Grande Prinsesse.1.
EEr sal den Etna 't eeuwich branden staken,
Als myn Hert blaken
Door ontsteken brandt.
Eer Uwe lichten,
Meer in ons gewrichten,
Geen vlamme stichten
Door belonckt gelonck,
Als dat ick Corinne, In de Minne,
Niet meer en meer ontvonck.
2.
Het Pluym-gedierte can de Lugt niet derven,
't VVater-vee sou sterven
| |
[pagina 64]
| |
Leefdent uyt den vloet
Ick buyten Minne-gloet.
Myn aart is anders,
Als des Salamanders,
Die in de Branders
Leeft, doch haast verteert,
Daar den brandt van binnen, In myn zinnen
Staag leeft en meer vermeert.
3.
Maar ach! 't vermeeren can myn kracht vermind'ren
Cost Alcides hind'ren
Dat van Dianier
Veel meer kan my dit vier,
Het Mugge swermen
Minder vlams-omermen
Heet Pan doen kermen:
Doch ick vreese niet:
Sterf ick Phoenix wyse, Ick verryse
Soo my mijn Son besiet.
V.B. |
|