Tweede Delfs Cupidoos schighje
(1656)–Arnold Bon– Auteursrechtvrij
[pagina 209]
| |
[pagina 210]
| |
Den Hemel stort beneen, beneen, beneen,
Het is beyden haar gemeen.
2.
Vrye Diertjes,
Hoe Zalig zijn die ty'en,
Hoe wel gepast?
Laat u Vriertjes,
Niet lang onnodich vry'en,
Maar houtwtse vast,
wanneer 't gemoet, hen Deugdens plicht voldoet;
Ten kan niet schaden,
Ey laat u raden,
Gy waart ontladen,
Van't lastig Min-gewoel, gewoel, gewoel,
Tot veel meerder Ieugtegevoel.
3.
Siet de Starre,
Weer kruijpen in de wolcken,
's Is even nacht:
| |
[pagina 211]
| |
Venus Karre
Staat reed', haar Beesies t'elcken
Om blije vragt:
Ja BRUYTIE kom, vaart met u BRUYDEGOM
Ten Heilig Roocken,
Daar 't Minsaam stoocken,
Soo lang sal koocken,
Tot dat de Heete gloet, soo soetjes woet,
En de Egte Min voldoet.
A. Bon. |
|