Tweede Delfs Cupidoos schighje
(1656)–Arnold Bon– Auteursrechtvrij
[pagina 212]
| |
[pagina 213]
| |
Maar dat het Fruyt, mach veilich groeyen,
't Eere van de Stam, daer s'uyt gesprooten quam.
2.
Met recht men dit beduyt,
Aan dese Ionge Bruydt
Die door veel moeyt' en yver is geqeeckt,
Tot nu daar Ieucht vol deucht en schoonheyt steek
Ey ziet haar versse Blom,
Soeckt ruymer Aard'zewil van d'ouderdom
Ze kiest een Telg vol geest en groente,
En ze ent haar Ieucht op Stamme vande deucht.
3.
Wel luck Gezegent Paar,
Groeyt, bloeytsoo in malkaar,
| |
[pagina 214]
| |
Dat de natuyr, u beyde niet misdeelt,
Maar, dat u Egt, oock jonge spruytjes teelt,
Soo bid' ick Bruygom Heer,
Dat noyt, geen rampen, op u dalen neer,
Maar dat u liefd', moet eeuwig duyren,
Tot het Doodens lot
U Zielen voert by God.
A.B. FINIS. |
|