Tweede Delfs Cupidoos schighje(1656)–Arnold Bon– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 184] [p. 184] [Laes hoe kom ick in dit verseeren] Clacht-Reden. LAes hoe kom ick in dit verseeren, Dus hooch te stellen mijn begeeren, Ick mach het langer niet harde eren, Doort lamenteren. In schoonheyt mach sy elc passeren, Haer deucht is niet te compareren Haer wijsheyt is een verjubileren, Om te gronderen. Godt heeft zijn konst willen vermeren, In haer om haer te exalteren, En boven al int accorderen, Te Triumpheren. Elck prijst haer sonder simuleren, Al die haer kennen moetense eeren, Haer wysheyt heeft sy int verneeren, Te speculeren. [pagina 185] [p. 185] Niemant deur te diffameeren Met elck een te comminiceren, En met haer deucht te recreeren, Lieft te fonderen. Hoechmoet die gaet sy van haer weeren Wellust en wil sy niet hanteeren, Maer soberheyt prijst sy t'u seeren, Sonder murmereren. Och wou sy my doch conforteren, En door Cupido inspireren Te niete doen mijn trybuleren. En Fantaseeren, Wou sy haer tot mijn waerts keeren, Een huwelijc met my statueren, Dat eeuwich souder perturbeeren, Mochten duteren. Maer neen ick moet verdragen leeren, Om dat haer sinnen [discor]deren, [pagina 186] [p. 186] T'geluc en hoope my faeljeren, Doort Despereren. Den dach die mach ick wel blameren, De uyeren stonde abherveere, Doen ick begon te practiseeren. Dit tormenteeren. FINIS. Vorige Volgende