| |
| |
| |
[Maat wat dunckt u sou ick schryven]
Maat wat dunckt u sou ick schryven:
Off wil ick het laten blyven?
Schrijft al, seyd' hy daar's een Pen:
Maar ick open elck de snater
Dat ick wil schryven van en water
'tWelck ick selver niet en ken.
Doch daar leyt niet aan bedreven,
'k Hoef aan niemandt tol te geven;
Blind'lincks raacktmen dickwils meest:
En soo 't versjen niet wil deugen,
'k Sal wel seggen (al ist leugen)
'k Was soo droncken als een Beest.
| |
| |
Off myn Vrienden dan al rasen,
En verdommen al de glasen,
Dat en is al niet met al;
'k Sal daar niet een woort op seggen,
'k Hou veel meer van by te leggen,
Beter droncken noch als mal.
'K sou so wel mijn tyt vermallen
Met soo veel van Wwyn te kallen.
Daar 'k van water spreken moet;
En Neptuyn sou 't qualijck nemen
Dat ick van de Wijn bleef remen,
't Welck myn toon verand'ren doet.
| |
| |
'K salt altoos wat hoogh beginnen:
'T is een Koninck die zyn Sinnen
Speelen doet op dese gril:
En 't Gemoet van desen Koninck
Is weer soo dat hy zijn Woninck
Hoewel dat 'k niet heb gevaren,
En geen kenner ben van Baaren;
Neemt nochtans van my dees' les,
Dat gy moet, om't Padt te leeren,
Door twee Zuylen heen laveren
In de encht van Hercules.
| |
| |
Off't nu al is voorgenomen;
Hondert duysent soute Stroomen
Houden u g'lijck als geboeyt:
Maar indien g' op 't stuck wilt letten,
Moet gy Konincks Mast op setten,
Die in Lijf-landt is gegroeyt.
Daar met moet gy henen Seylen,
'k Wed' u Oog-merck sal niet feylen,
Soo u Mast slechs niet en breeckt;
't Welck niet lichtlijck sal gebeuren
't Schip dat sou veel eerder scheuren
Als hy vlack in't midde steeckt.
| |
| |
'k Moet Cecilia oock vermanen,
Koninck komt met witte Vaanen,
'T schijnt de Knecht die soeckt verdrach:
Hy wil met geweld niet winnen,
Laat hem op zijn woordt vry binnen,
hy sal al doen wat hy mach.
Wel ick vind my niet bedrogen
Na ick sien kan aan haar Oogen,
Is zy daar soo vremt niet van:
Maar sy wil haar noch wat weeren;
Houdt u als een Man met eeren
Die al by set wat hy kan.
| |
| |
Sy heeft oock al vreemde Scheepen,
En daarby noch vreemder greepen,
Agt u Vyandt niet te slecht:
Want gy sult soo haast niet seggen
'K sie myn Vyandt nederleggen,
Off daar volgt eerst 't swaarst gevecht.
't Water is niet sonder vresen
Door d'ondiept moet slimmer wesen.
Als van 't malle malle gat:
Doch die na Venetien varen
Syn gewent p sulcke Baaren
Als van't malle malle gat.
| |
| |
Vaart dan hene sonder schromen,
En wanneer gy zijt gekomen;
Aan het lang gewenste Strandt:
Springt dan uyt op dese Kusten
En indien het u sal lusten,
*Plant u Standaart in het Landt.
Maar om 't midde recht te raacken,
En een goede Vree te maacken,
Vrienden hoe sou dat geschien?
| |
| |
Koninck kom ick sal 't u seggen,
Als de Roer-vinck is gaan leggen
Sult gy wel haast Vrede sien.
Wilt gy dan noch wat schermutselen,
En somtijts wat komen futselen,
Na myn oordeel dat kan gaan:
Maar so hevig aan te vallen
Altoos op de selfde Wallen,
Dat en kan ick niet verstaan.
Koninck soo gy wel wilt sluyten
*Laat dan de Getuygen buyten,
| |
| |
Spreeckt haar eens alleenig aan:
Segh, 'k sal deelen, maackt maar Vrede,
'K sal de Schepter, en gy mede
Voeren; g'lijck als Zon en Maan.
Ha! 't is Vrede tussen beyden,
En 't wort tijt oock om te scheyden,
'K sal het sluyten met myn Dicht:
'K ben ten Weereldt gants geen waacker,
'K seg voort lest, O Vredemaker,
Zyt gedanckt voor uwen plicht.
'k Wensch u Bruydt na so veel slagen
Datgy Koningen mooght dragen
| |
| |
En al syn zy sonder kroon:
Cromwel sou syn Oor wel geven
Dat hy met die Naem mocht leven,
Want hy heeft alree den Throon.
Raat off Cecilia in vreucht off smart is
Haar Koninck gelooft voorseecker dat wit swart is.
Een Koninck schoot naa't wit en troff het: maar het wit
Dat troff hem noch veel meer. Ey raat eens wat is dit.
| |
| |
Tiphoeus kreeg het op syn hooft,
Waar van hy sig niet wel belooft:
U komt het op de Neus te vallen,
En klagen doet gy 't minst van allen.
FINIS. |
-
voetnoot+
-
Na Konincklijcke manier: als Alexander doen hy in Persien quam. Curt. Lib. 2.
|