Tweede Delfs Cupidoos schighje(1656)–Arnold Bon– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 199] [p. 199] Brvylofs zangen. [pagina 201] [p. 201] [Geen schigt van Citharees gewiecte ionge] GEen schigt van Citharees Gewiecte Ionge, Noch Geyle vlam verhitte ....... bloet, Maar d'eerb're Glans van .... Reyn gemoet En zeedig schoon, door straalden't hert en longe. Soo viel Zijn Cuysche drift in Minne woorde, En smeecte staag op hope van gewin Zijn diepste brein, gaf al hen kragten in, Dat hy ten lest zijn liefste lief bekoorde. Soo velgtme Groene mirt, om Laure struycken Waar me men kroont de zoete ware Trou Dat achterklap, wel Graag beletten sou, Ten waar de Nyt, most onder deugde duycken, [pagina 202] [p. 202] Hy nu re red'en acht geen tege rampen Of hoogste noot, en pryckel vande Zee, Vermits, hy havent op een vaster ree: Daar hy niet vreest, zijn boort aan wal te klampen. Hoe aangenaam verwisselt hy de baren, En dobbert op een Zee van volle weelt, Hoe leer hy tobt de vloet hem niet verveelt. Maar Eewig wenst met soo een schip te varen Gesegende mijn Zanggoddin wert traagjes, Zy wenst u luck en voorspoet in den Egt, En dat u Ieugt soo aan den ander hegt, Dat ........ spruyt uyt ........ Blye vlaagjes. Vorige Volgende