Tweede Delfs Cupidoos schighje
(1656)–Arnold Bon– Auteursrechtvrij
[pagina 126]
| |
[pagina 127]
| |
Laat u suycker-stroopte soete Mont,
Mijn maar slegh een eenig Cusje geven,
Eer mijn grage lust verdort.
Ro:
Wel wat meugje kallen,
Souje lust vervallen?
Nou hoe staje dus en hort:
Le:
Men dunckt ghy Rosemont, weer spytig wort.
2.
Ro:
K'seg Leander dat je mijn laat gaan,
K'moet mijn Beesjes melck af gaan trecken
Le:
D'elders zijn niet eensjes overlaan:
Ro:
K'wetse inde graasjes neder lecken,
Word ick spytig, soete Knegt,
Tyt vry by een ander
Gaat vry heen Leander:
Word ick spitig alse segt?
Men dunckt weer dat jou vreugt in sotheyt legt;
| |
[pagina 128]
| |
3.
Aardig Nimphje t'was mijn losse tong,
Wilt u toorn weer in jonst verkeren,
K'weet mijn Jaartjes zijn heel zot en jong
'Ksal mijn graag van u wel laten leren.
K'heb berou: sie daar's mijn handt,
Ro:
K'salje niet bereiken
Le:
Tis een eeuwig teiken,
Ro:
'Kvoel geen Min, ick voel geen Brant:
Voor Cupidoo zijn toorsje in me plant.
FINIS. |
|