Tweede Delfs Cupidoos schighje
(1656)–Arnold Bon– Auteursrechtvrij
[pagina 79]
| |
Vois. Langerack.1.
VOogdes die mijn gemoet,
Byna verteert,
In eene Minne gloet,
Als gy begeert
Dat ick staag naar u wetten
Luyster en moet letten:
Die mijn de spraack verbiet,
Maar het suchten niet.
2.
Tot troost mijn lijtsaamheyt,
O Mijn Nimphe wroet,
En voor mijn trouwicheyt
Moet ik mijn leet,
Nu treurich staagh verkroppen,
Ende mijn mont stoppen:
| |
[pagina 80]
| |
Maer echter myne smert,
Spreeckt door de mont mijns Hert.
3.
Ik werd buyten mijn danck,
Gedwongen wreet,
Om tegens uwen dwanck
U Wet, met leet
Te houden, en te breken,
Want gy hebt het spreken,
Gestadich mijn belet
Als gy mijn wetten set.
4.
Mijn Phillis mijn Goddin
Verbeurt u doch, eens over sulck een min
Sonder bedroch,
En Laat doch mijn ellenden
De roem nimmer schenden
Van alde deucht, die k'in
U Schoon Lichaam bevin.
B.H. |
|