Tweede Delfs Cupidoos schighje(1656)–Arnold Bon– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 189] [p. 189] Op het toeval van Galathea: ALs laast onder D'elfen schaau, By een vlietje moe en flaeu, Galathe haer Adem sogt, Die door loop was weg gebrogt, Mits t'vervolgen van een Lam, Dat voort' eerst ter weyde quam, En dan haar was heen gerent Maar door sy was afgement: Lach sy dus geheel ontstelt, Op het groene Claver Vlet, En sy droogdent bange zweet, Met haar schort of schorte kleet, Maar geen Coelte zy genoot, Wijl de Zon zijn stralen schoot: Trocks haar kleetjes haastig uyt, [pagina 190] [p. 190] Tot haar poesel blancken huyt; En sy seeg doe besig neer, Metter beenties inde Meer Ense plotsten in het nat, Dattet ommer borsjes spat: Ondertusschen, quam een Snoeck, Schieten vanden overhouck Die door graagte heel verwoet Gretig vatte by haar voet: T'Jonge diertie riep door schrick, Help mijn voetje is aanstick, Hellep doch, eer ick schey van hier, By dit felle Monster dier: Help doch, help doch, Goede goon, Salmen soo een Nimphje doon? Help doch, help doch, ach wat raat; K'hang als aan een Zyden Draat, Ach? Ick ly wel dubbel moort, [pagina 191] [p. 191] Soo het nu een herder hoort: Isset niet soo goet dat ick? By dit Monster heel verstick, Want mijn eer, mijn Maagde eer, Kreeg ick noyt mijn dagen weer: Tyter by geval alleen, Tot vermaack was uyt getreen, Hoorden tyselijck geschrey, Klincken deur de gantsche Wey: Hy verbaast socht wat hy kon: Tot aant' kantje vande bron, Daar hy vont die Naacte Doos, Hallef doot half leven loos, Sonder kennis, mat en tam, Als doe zy ter Werelt quam. Tytersoogen onderwijl, Vloogen snelder als een pijl, Tusschen lust en tusschen vrees, Van ten schier beschaamde vlees, [pagina 192] [p. 192] Door haar deeltjes gints en heen Tot aan haar bebloede been: Hy dan nam haar sagjes op, Uyttet kille water sop, En hy dertent waarste pant, Metter kleetjes op het lant: Onderwijle sy daar lach, Hy't gequetste beentje sag, Veegdent met een blaatjen af, Dat haar weder leven gaf, En verband, de wond door gonst Op s'en slegte Herders konst. FINIS. A.B. [pagina 193] [p. 193] Vorige Volgende