Tweede Delfs Cupidoos schighje
(1656)–Arnold Bon– Auteursrechtvrij
[pagina 140]
| |
2.
De lucht, t'vier, t'water, d'aard,
En wat uyt haar
Geteelt is, of gebaart,
Sijn altegaar,
Vol ongestadicheden,
Wel om wat voor reden?
Is Cloris haar beschick
So onveranderlick.
3.
Ick eer ick dien haar, ick
Belief ick vry
Ick bid schier dat ick stick,
Ick bender by,
Met zinnen en gedachten,
Maar helaas mijn klachten:
Die staan geduerich voor
Een toe gesloten oor.
| |
[pagina 141]
| |
4.
Wel is het maagden hert,
Dan als een klip:
Waar op de liefde werdt
Gelijck een schip,
In spaanderen gestoten?
Ach! Wat kryckt men schoten.
Vyt eene minne boog,
Van 't lonckend Juffer oog.
5.
Sal sy stantvastich zijn,
In af te slaan:
En ick in minne pijn, om haar vergaan
Neen Cloris ick verander,
En ick kies een ander,
Want altoos af te slaan:
Doet vragens lust vergaan.
B.H. |
|