Poëtische werken. Deel 12. Mengelpoëzy. Deel 4: Gedichten, zoo oude als nieuwe(1867)–Jacob van Lennep– Auteursrechtvrij Inhoudsopgave Mengelpoëzy. Het lied van de klok. De slag by Coevoorde. 1277. Het sterfbed in de hut. Gethsemané of Juliaas dood. Het herinnerings-feest by Borodino. Tassoos weeklacht. Aan Inez. Een naam. Liedekens, naar het Schotsch van Robbert Burns. Twee gebeden. Naar Robbert Burns. Aan de gestrenge beoordeelaars. Naar Robbert Burns. Vertalingen, uit de gedichten van Thomas Moore. Navolgingen van Tennyson. De vier feestliederen. Don Ramiro. De angst der burchtvrouw. Donna Inez. Trojan, koning der Serviërs. De stervende Heyduk. De ban der Kroaten. De verschijning. De bouwvallen van Balbek. Lilla. De wonderbloem. St. Hubert Droomen. Requiescat! Gedachten by de tentoonstelling te Londen. Bemoediging. Salvator Rosa. Mijmery. De vlinder. De slang. De engel en het kind. De lokken van Selinde. Meester Harmen. Klaagzang van den badgast te Kreuznach. In het album te Han-sur-Lesse. Na het bezoeken der beroemde grot of zoo genaamden Trou de Han. Hoe loopt de Dusse langs het hol van Neander? Aan mijn vaderland. De aanhaling. De vader aan zijn eenig zoontjen. (Ode.) Een Brief van een Nichtjen dat buiten woont, aan haar Neef te Amsterdam. De twee grasmaaiers. De weifelende ezel. Herderskout. Zaagt ge immermeer. Winternacht. De draad van Ariadne. Aanteekening.