| |
| |
| |
Het herinnerings-feest by Borodino.
Eens gewijd door 't bloed der helden,
Staat een heir te feest geschaard,
Op 't bevel des Tsaars vergaêrd.
Hier, om tegen 's vyands woeden
Rusland en den throon te hoeden,
Viel een heir: - zijn val tot loon,
Rusland reddend en den throon.
Hoe geweldig, hoe vervarend,
Wee- en schrik- en yzingbarend,
Op dien nooit vergeetbren dag.
Legers bonsden legers tegen:
Bomben vielen neêr als regen:
Louter vuur scheen veld en lucht:
Be aarde beefde van 't gerucht.
| |
| |
Maar vervlogen zijn die dagen:
Ziet ons oog het golvend graan
Wijd en zijd op de akkers staan.
Waar de strijd het felst kon blaken,
Rijzen stille kloosterdaken:
En van 't vroeger krijgsgedruisch,
Tuigt alleen 't erinn'ringskruis.
Nieuwe krijgers ziet men heden
Tot het feest dit veld betreden,
Wijl, met glorie reeds bekroond,
Zich een nieuwe Tsaar vertoont,
Op de plek, die duizendtallen
Door het moordend vuur zag vallen,
Op de plek, waar heilige aard
't Stof van zooveel doôn bewaart.
Groot ook zijn in tal deez' scharen,
Meê beroemd in krijgsgevaren:
De eigen vanen van weleer,
De eigen namen vindt men weêr;
Slechts de krijgers zijn vervangen:
En niet een van uit de rangen
Prykt hier met den zilverpronk,
Dien de Tsaar zijn' dapp'ren schonk.
| |
| |
En de hoofden? - Deze heuv'len
Zagen, ach! de meesten sneuv'len
In dien glorievollen strijd:
Zag, by 't kampen om haar wallen,
Frankrijks hoofdstad roemrijk vallen:
And'ren velde 't moordgeweer
Op der vaad'ren erfgrond neêr.
Waar, waar is hy, de eedle strijder,
Held Kutusow, 's lands bevrijder?
Waar Barklay, die zonder vrees
Naar Parijs den heirweg wees?
Waar ook hy, wien, oud van jaren,
't Vuur des jong'lings gloeide in de aêren,
Konowitzin, wijd vermaard
Om zijn deugd en heldenaart?
Waar Rajefski, de onvervaarde,
Die zich dubb'len roem vergaêrde,
Felle kamper in den strijd,
Wijs van raad in vredestijd?
Waar de held, die de oorlogskansen
Deed verkeeren met zijn lansen,
Waar het land op steunen kon,
Hy, de Hetman van den Don?
| |
| |
Waar de ontemb're, voor wiens woede
Zelfs geen vlucht den vyand hoedde,
Miloradowitsch, in 't veld
Als op vleug'len voortgesneld?
En waar hy, die de oorlogsvuren
Tartte van Smolenskoos muren?
U ook moesten we overleven,
U te vroeg een grafplaats geven,
U, wiens Vorstenwoord het land
Redde van verderf en schand,
Toen wy saêm U trouw beloofden?
Legerhoofd der legerhoofden!
Groote Tsaar, zoo wijd beroemd!
Wien Euroop zijn redder noemt.
O! de tijd van Ruslands glorie,
Toen ter heiliger viktorie
Onze Tsaar het volkenbond
Voerde op 's vyands eigen grond!
Toen hy Moskou wist te wreken,
Maar door 't krijgszwaard op te steken!
‘Vrede! vrede!’ klonk zijn stem.
Ruslands volk was trotsch op hem.
| |
| |
Maar op eens, alleen, verlaten,
In een uithoek van zijn Staten,
Sterft, van 's egaês arm omkneld,
Onze Heerscher, onze held.
Hy, gezegend onder allen,
Is den dood ten prooi gevallen,
En by 't kille vorstenlijk
Treurt en weeklaagt heel een rijk.
En ook hy verliet het leven,
Die te voren 't al deed beven:
Op een verre en naakte rots,
By der zeeën golfgeklots,
Waar, de onpeilb're waterkolken
Zijn bedekt met nevelwolken,
Waar geen pad ons leiden kon,
Wat al wondervolle dagen,
Kijk aan grootheid, rijk aan plagen,
Werden sints dien tijd beleefd! -
Langs den Balkan voortgestreefd,
Doet ons heir den Sultan beven:
Onze wraak is, vreê te geven.
Rusland plant, op krijgsroem prat,
| |
| |
Ja, onze Ajax van het Noorden,
Heel het rijk van Mithridaat,
Wordt een deel van Ruslands staat.
Erzerum valt in zijn handen; -
Maar het oproer slaat aan 't branden.
Nieuwe wondren zijn verricht.
Warschau valt en 't oproer zwicht.
Tuig van onze grootheid mede,
Machtig Stamboul! sints uw reede
't Onverwachte schouwspel bood
Van der Russen oorlogsvloot.
Nog blijft ons herinn'ringsteeken
Van des Bosfors oever spreken,
Als een wachter over 't meir:
‘Hier lag eenmaal Ruslands heir.’
Even rijk in held're glansen
Schijnt nu 't zonlicht aan de transen,
Als op 't uur, toen 't fel gevecht
In deez' vlakte werd beslecht.
Saêmgedrongen oorlogsscharen
Staan op 't zegekruis te staren.
Daalt hun oog soms lager af,
't Groet, Bagration! uw graf.
| |
| |
en eerbied heerschen heden
Op deez' plek, waar volken streden,
Waar op 't eigen uur de moord
Holde langs de heuv'len voort.
Alles schijnt tot rust te nooden;
't Is slechts, of de stem der dooden,
Aan het leger, dat hier leeft,
Uit het graf het welkom geeft.
Hoor! 't gebed is naauw besloten,
En deez' beê den mond ontvloten
Van den Priester by 't altaar:
‘Eeuwige eere zij den Tsaar!’
- Bede, die uit honderd monden
Ons één salvo komt verkonden -
Of de stem van 't gansche heir
Galmt vereend die woorden weêr.
Eeuwige eer zij hem beschoren,
Onzen eed'len, uitverkoren,
Onzen nooit volprezen held,
Onzen steun in 't krijgsgeweld.
't Plechtig woord werd niet verbroken,
Van den throon tot ons gesproken,
Borodino tuigt aan de aard,
Hoe hy Rusland heeft bewaard.
| |
| |
Eeuwige eer zij u gegeven,
Dapp'ren, die dit oord zag sneven!
U, die Rusland hebt behoed,
Zendt het jong're heir zijn groet.
Wy ook zullen trouw doen blijken,
Wy niet wanken noch bezwijken,
Eischt de Tsaar ons bloed ten pand
In den strijd voor 't vaderland.
Naar het Russisch van W. Chukowski.
|
|