Poëtische werken. Deel 12. Mengelpoëzy. Deel 4: Gedichten, zoo oude als nieuwe(1867)–Jacob van Lennep– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 261] [p. 261] Aan mijn vaderland. Schoon uw glorie zij verdwenen, Die weleer zoo schitt'rend blonk, En de drietand van Neptunus Sedert lang uw hand ontzonk: Schoon geen zweem u zij gebleven Van de wijdgeduchte macht, Die den schat der waereldzeeën In uw havens samenbracht: Schoon gy van de uitheemsche kusten, Die ge in vroeger eeuw bezat, Zooveel slechts mocht overhouden Als geen ander noodig had, En gy 't restjen, dat tot heden U ontroofd werd noch ontdiefd, Slechts tot zoolang moogt bewaren Als het Groot-Brittanje blieft: Schoon de stem van uw gezanten Aan de Hoven van Euroop [pagina 262] [p. 262] Langer niet de wetten voorschrijv' Hen tot vrede of oorlog noop, En zelfs 't aanzijn van die enk'len, Die gy derwaarts heenen zendt, Slechts uit d' Almanak van Gotha Of door 't budget word' bekend: Schoon niet langer Pauw noch Aarssen Beuningen noch Jan de Wit: Maar - vuile in hier, wie maar lust heeft - In uw raadsvergaad'ring zit': Schoon uw staatkunst ging verloren, Sints zich elk er meê bemoeit, En 't hier vol van staatshervormers Als van paddestoelen groeit: Schoon de vrijheid, waar we op bogen Als op 't on waardeerbaarst pand, Slechts besta in 't vrije schrijven Van wat grofheên in de krant, In het smalen op zijn meerd'ren, In 't verguizen van elkeen, Die niet aanstonds juicht en meêstemt Met die laffe nieuwigheên: Schoon hier, sedert lang, noch afkomst Noch beschaafdheid word' geteld, Maar verdienste alleen gehuldigd (In den zin van rente of geld): [pagina 263] [p. 263] Schoon de veerkracht van uw zonen Zy, die eenmaal wondren deê - Lang verslapt zij en verzopen In jenever of in thee: Schoon zich elk op 't zeerst hier toeleg', Zelfs in 's Lands vergaderzaal, Op het onbeschaamd verknoeien, Ja verhondsen van de taal; Schoon niet meer van uw geleerden, Als voorheen, Euroop gewaag', Spijt men onze jeugd met wiskunde Eu met Staats-Examens plaag': Schoon de wet aan ieders godsdienst 't Eigen recht hebb' toegezeid: - 't Geen ons of tot twisten heenvoert, Of tot onverschilligheid: Schoon door elk ons van zijn rechten Daaglijks worde aan 't oor geleld, Maar geen sterv'ling van zijn plichten Ooit een enkel woordtjen meld': Schoon wy, wat men ook moog' schelden Op der Franschen gruwzaam juk, Hun konscriptie trouw behielden Als een kostbaar meesterstuk: Schoon gy van uw vunze dampen Evenmin als van uw schuld, [pagina 264] [p. 264] Wat de kunst ooit uit moog denken, Nimmer u bevrijden zult: Schoon belasting op belasting Ons hier plage aan alle kant, Echter blijf ik u beminnen Mijn gezegend Vaderland! Immers, wie op u ook smale, Gy zijt nog, zoo ver ik weet, 't Eenig land op heel den aardbol, Waar men lekk'ren haring eet! 1848. Vorige Volgende