Poëtische werken. Deel 12. Mengelpoëzy. Deel 4: Gedichten, zoo oude als nieuwe(1867)–Jacob van Lennep– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 283] [p. 283] Winternacht. Als 't bald'rend windenheir, ontslagen van zijn banden, Het zeevlak overgiert by duistre winternacht, En 't hulploos vaartuig zweept naar de ongastvrije stranden, Waar slechts verderf en dood de veege manschap wacht: Wanneer met elke stond de nood al hooger steigert, En, bruischend, golf by golf in 't lekke scheepshol dringt, De mast verbrijzeld stort, de pomp haar diensten weigert, En alles kermt en bidt en zucht en handen wringt, - Dan is het grootsch en schoon voor fiergestemde harten, Gelaten, onvervaard by 't woeden der natuur, En dood en doodsgevaar op d'Oceaan te tarten; - Maar ik zit liever t'huis by 't vuur. Vorige Volgende