Poëtische werken. Deel 12. Mengelpoëzy. Deel 4: Gedichten, zoo oude als nieuwe(1867)–Jacob van Lennep– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 224] [p. 224] Salvator Rosa. Door Lauraas goddlijk schoon verrukt, zich zelf onttogen, Bekommert zich Salvator niet [Of] hem de kooper, die zijn minnegloed bespiedt, Voor 't proefstuk van zijn scheppend kunstvermogen Een onbeschaamden spotprijs biedt. Hoe onontbeerlijk 't loon hem zijn moog, dat hy vroeg, Een blik uit Lauraas oog is thands hem loon genoeg. Kunstkoopers zijn er nog en zullen steeds er blijven, Die met des kunstnaars zweet en gaven woeker drijven; Maar noem den kunstnaar my, zoo vrij van eigenbaat, Die met een blooten lonk zijn werk betalen laat. Vorige Volgende