Poëtische werken. Deel 12. Mengelpoëzy. Deel 4: Gedichten, zoo oude als nieuwe(1867)–Jacob van Lennep– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 211] [p. 211] St. Hubert 't Is feestdag: naar de heil'ge tempeldaken Stroomt al het volk, van verre en van naby; Maar Huibert dorst naar woeste jachtvermaken, Bestijgt zijn ros en gordt zijn zwaard op zij. Langs berg en dal hoort elk zijn honden tieren, Het schuchter wild doldriftig nagesneld: Het vlugge ros doet blij de manen zwieren, En 't hoorngeschal klinkt daavrend over 't veld. Dan zie: een hert! - en Kristus, de gekruiste, Prijkt in 't gewei: - en hoor: dezelfde stem, Die Saulus eens vergevend tegenruischte, Den wolf herschiep tot herder, roept ook hem. 't Was Saulus, die de Krist'nen sloeg in banden; Maar Paulus werd de glorie der gemeent'; Want Hy, die 't al bestiert en houdt in handen, Vermurwde 't hart, tot op dien tijd versteend. Hy, die den eik ontwortelt en den ceder, Roeit in 't gemoed ook de ydelheden uit. Geschokt, bekeerd, stort woeste Huibert neder. Wie buit zich zocht, wordt zelf des Heeren buit. Uit het Latijn. Vorige Volgende