Inhoudsopgave
Voorreden.
Bruilofts-Gesang.
[Kupied leg u wapens neer,]
Veel Geluk-wensing aan den Bruydegom en Bruyd.
Bruylofts-Lied.
[Stroyt de aard met Palme-blomen,]
[Schoone Nimphje die hier ziet,]
[Komt laet ons ’’t Huwelijk prysen,]
[Weest nu verheugt]
[Gelijk de sterren vercieren klaar]
[Weest verheugt en maakt geneugt]
Dialoge.
Coridon hoorende Mopsis klagen, spreekt hem aan.
Amarill. Gewaarschout van
Mopsis kyft met Coridon.
[Fama die komt ons onverhoed]
[Fama heeft immers de waarheyd verklaart,]
[Wel op mijn harp wilt vrolijk wesen,]
[Weest vrolijk gy Heer Bruydegom,]
[Is ’’t niet een heerlijk leven, de Bruyt en Bruyd’’gom te zijn?]
Een Geestelyk Bruylofts-lied.
[Christus had uyt reiner min]
Dien Bruilofts-Lied.
Speelnoots Scheyd-Lied.
[Wel heeft Salomon geseyt,]
[De wereld heeft veel moeyten aan,]
[Kom alderliefste Hymen,]
[Weg nare zugjes:]
Minnaars-Klagt.
[Souder nu geen soete lieve vreugt in onse harte komen,]
t’’Saamenspraak tussen Daphnis en Daphne.
Oude Graey Lied.
Het Vader Onse.
Geestelijk Bruylofts-lied.
Door de gehoude Luyden.
Verscheide Bruylofts-Psalmen.
[Ghy volkeren des Aardrijks,]
[Salig is hy bevonden,]
’’t Gebed onses Heeren Jesu Christi.
[Geliefjes die u in den Echt]
Tegen-Sang.
[d’’Wyl wy samen zijn geseten]
[Geluk, o twee! wiens hert en sin]
[’’t Minne is geboren,]
[Jeugdige Nimphen, die ’’t boerten bemint,]
[Hoe kan de frisse Jeugt]
’’t Groote Kloosters-vreugt.
[O Bruydegom?]
Zegen-wensch aan de Nieuw Getrouwden.
[Alle dingen hier beneden]
[Vrouw Bruyt, Vrouw Bruyt, sit op en waakt,]
[Dien Heer,die ’’t aardrijk en de werelt]
[Wat Heyl: vloeyt uyt des Hemelsch bron,]
Bruylofts-sang.
[Het soetste dat de Wereld heeft,]
[Een huw’’lijk komt ons oorboren]
Cantio Nuptialis. Bruylofts-zang.
[Thia mijn snelle winden,]
Drink-Liederen.
[Regtschapen Bruylofts-gasten,]
[Wie kan by de Maagden,]
[Laat ons vrolijk wesen:]
[Vreugt en vroolykheden,]
[Hey sa lustig vroolijk wakker,]
[Vive la bon Prins Hendrik]
[Ik brengj’’ een Hollands roemertje]
[Vryers wilje gaan uyt vryen,]
Lof van Alkmaar.
[Komt en laat ons al te saam]
[Melancolyen zwaar, dryven mijn sinnen stijf,]
[Vermakelyke Maagden lustig ga voort]
[Wel wat is dit? o Jonge-lien?]
[Lief om te hooren,]
[Al die op den Heer betrouwt,]
Drink-Lied.
Aan de Alkmaarder Maagden.
[Ik wens dat God, des Hemels Heer,]
Aan de Speelnoots en Nieuw getroude.
Raad aan de Dogters.
Op de tweede dag.
[Herders kint het doet mijn vreemt]
Ratelaars Lied.
Bruydegom.
Bruyd.
Genooden.
Rey van Jongmans.
Rey van Dogters.
[Echt, ziel koffer van de deugd,]
[Wie dat van slappe nering klaagt,]
Afscheyd Sang.
Toe-Zang.
[Myn wit op dese Bruyloft doelt,]
[Waarde Feest-genooten,]
[Speelnootjes jonge Jeugt,]
[Singt, prijst en looft den Heer,]
[Spruytke day tot ons vermaakten,]
Paap Maartens Sang.
Echts-aanrading.
De Bruiloft van Cana in Galilea.
’’t Bruilofts-bed.
[Speelnoodjes die dit Feest]
’’t Lof van een blaauwe scheen.
[Soo haast de schaduw van de nacht]
Aangename koopmanschap.
Vryagie tusschen Damon en Sylvia.
Cupido gehoont.
[Hoe grasen zijn sinnen in ’’t smakelijk soet,]
[Daar twee geliefde trouwen,]
[’’s Winters als de strenge buyen,]
[Verliefde herten die u hebt begeven]
Cupidoos Minne-vlam.
Vraag aan de Bruydt.
[Den Echten staat vol eeren goet,]
Huw’’lijks Keur.
[Vrolijke herren,die in het bloejen,]
Vreugd-gesang der negen Sang-Godinnen.
[’’k Wensch veel geluk aan dit vereenigt Paar]
Jeugds Vermaning tot het goede.
Jeugds Vermaning tot het goede.
Aan de Bruyd.
Aan de Speelnoods.
[Genooden, die gekomen zijt]
Schey-Lied.
[Onder alle Staten]
[De Mensch een schepsel van Gods hand,]
[Singt ter eeren van de Bruyd,]
[Venus Guytje]
[Bruydegom en Bruyd die heden]
Aan de Speelmeysjes
[Soete Gespeeldjes,]
Minnaars Aanspraak aan een Klooster Klopje.
Hopjens Teegensang.
[Ay zie de Bruyd betulband met cieraden]
[Adam plante ’’t eerste Minne]
[Op nu Bruygom van den Disch]
[Wie heeft oyt de soete soetigheid]
[Het is soo moy de Bruid te zijn,]
’’t Huwelyk duurt altoos
Den Oorlog ontsteken door Liefde.
Huwelyks-Geheim.
Aan de Maagden.
Bruyds Bloosjes.
Quicken
[Wel aan nu die hier zijt]
Aan de Maagden.
[Ik voer al over de Rhijn,]
[Om niet alleen te slapen]
Cupidoos Ongeluk.
[Tsa Trompen en Trompetten]
[’’k Wed Speelnootje, dat de Bruyd,]
Vrijery.
[Is Bommelaliere soo groot geneugt]
[Hey en sit soo niet bedeest,]
[Kom Cupedootje soet,]
Eenigheit baart Armoede
Eenigheid baart Vreugd
Doen ik Philis aan de deur sittende ontmoeten.
[Wy komen singen,]
[Goossen ik en mag niet lyen,]
Der Mannen Van-tyd.
[Vrinden wilt dog schikken]
Nieuwe Courant Of Tydinge uyt versche Quartieren.
[Hoe soet is ’’t als de soete min door kusjes]
Oorspronk van de Kusjes.
Op ’’t gaan wand’’len met mijn Philis, in ’’t byzijn van Clorimeen en Tirsis.
[Ag! schoon Godin,]
[Diogenes, de wyse,]
Lente-Bloemptjes.
Op de Boesem van Philis.
Op het Nood-lot.
[De Min vermeten op zyn kragt,]
Op het gaan na den Echo met Philis, in ’’t byzyn van Clorimene, Liander en Gespeel.
Drink-Lied.
[Wy gaan u voor, O Iuffers, ryp van Iaren!]
[Gebiedster van mijn hert,]
Bruylofts-Lied.
[Over ettelyke jaren]
[Heer Bruydegom ik weet een ding]
Brulofs-Gezang,
Register Van deze Gezangen.