't Nieuw groot Hoorns lied-boekje, bestaande in veel stigtige en vermakelyke bruylofts liedekens
(1728)–Anoniem Nieuw groot Hoorns lied-boekje, bestaande in veel stigtige en vermakelyke bruylofts liedekens, 't– AuteursrechtvrijStem: ’’t Is ons Besje al vergeten.Goossen ik en mag niet lyen,
| |
[pagina 264]
| |
Datje dus jouw sinnen quelt,
Met al dit loopen en dit vryen,
Verdwijnje als de sneeuw dat smelt;
Hebje yevers wat besint?
Laat ik met de huik mijn kint, uit gaan
’’k Heb ’’t voor and’’re wel gedaan,
Soud ik mijn voor jou beraan.
2 Dus te quynen, ’’t is te byster
Iou Vaar die vryde my niet lang,
Dog hy song gelijk een lyster,
Hy lokte my met sijnen sang:
En zyn praat beviel my soo,
Maar wat ist je bent te bloo, dra, dra
Noemt my maar de Meid ik ga,
Ik wed sy seyd ten eersten ja.
3 Is het Dieuwer Ians laat hooren,
Of Ioosje Brand die jou bekoord?
Of Tryntje Claes by Kuppers tooren?
Of Hiltje by de Riedijks-Poort?
Goossen het is slegt mijn Kind,
Door soo ’’n Vryer als je bind, Besuurt,
Want je bent soo lang als ’’t duurt
Het Hooft-stuk van de heele buurt.
4 Iy loert en lonkt soo lodderlyken,
Ik weet de Vrysters zijn vergekt
Op jou, al laten zy ’’t niet blyken,
| |
[pagina 265]
| |
Daarom of jy jou schoon bedekt,
Siet je sugt en kugt altijd,
Segt my Goossen waarje vryd, Ik soek
Een Vryster voor jou uyt de hoek,
Of jou dient een grooter broek.
5 Jy gaat soo geestig op jou kooten,
Jy bent soo fyn event jou Vaar,
Zoo langen schraper opgeschoten,
Zoo dik van neus en ros van haar,
Zondags als je gaat, by kans
Lijkje wel een straat vol mans, Op zy
Daar drillen dan jou huyten by
Als een kop met haver en bry.
6 Ik kan jou niet genoeg bekyken,
Als je naar de Kerk toe gaat,
Hoefje geen Koopmans soon te wyken,
Zoo net als jou dat tuygje staat;
’’t Zy jou kraag of foukelet,
Altyd staat het even net, O man,
En je hebt daar boven dan
Iou gebreyde kousen an.
7 Soo je ’’t langer meent te staken,
Ie selt verdroogen dat ’’s gewis:
Soo meugje nog in ’’t Malhuys raken,
Dat ’’er nu getimmert is,
By de oude koude maats,
| |
[pagina 266]
| |
In de gekke luy haar plaats, Wel hoe
Ie bent te fraeyen knegt daar toe,
En gesproten van te goe.
8 Goossen ’’t is my een tentatie,
Ie weet nog nieuwers van quansuys;
Ie maakt m’’een oude valuatie,
Iou mallen is my wel een kruys;
Ik wenste datje wel gepaart,
Voor mijn dood geheylikt waart,
Sie daar
Ik wenste datje binnen ’’t jaar,
Maakte dat ik Besje waar.
|
|