't Nieuw groot Hoorns lied-boekje, bestaande in veel stigtige en vermakelyke bruylofts liedekens
(1728)–Anoniem Nieuw groot Hoorns lied-boekje, bestaande in veel stigtige en vermakelyke bruylofts liedekens, 't– AuteursrechtvrijStem: Polyphemus aan de stranden.Wel wat klinkt daar in mijn ooren,
Lief om te hooren,
Van een nieuw vereenigt Paar:
Zoud het waar zijn? ja ’’t is waarheyt,
Want de klaarheyt.
Flikkert wijt in ’’t openbaar.
2 Fama roept van alle wegen
Heyl en Zegen,
Aan dees nieuw vereende Twee:
Konnen wy dan buiten hinder:
Wenschen minder?
Neen, wy wenschen ’’t selve mee.
3 Ia, wy wenschen haar veel eerder
Nog veel meerder,
| |
[pagina 128]
| |
’’t Hoogste goed, de Zaligheyt,
Die God voor zijn Uytverkoren
Heeft beschooren,
En daar boven weg geleyd.
4 Soete herten waarde panden,
Die de banden
Van de soete min bemint,
Die u gaat in d’’Echt begeven,
Al u leven,
Sy te samen eens gesint.
5 Soo veel sanden als de duynen
Met haar kruynen
Dekken, soo veel lust en vreugt,
Zoo veel suyker soete daagjes,
Blyde vlaagjes,
Wensch ik dat je hebben meugt.
6 Kort, ik wensch u hier beneden,
Wel te vreden,
’’t Beste onder ’’s Hemelsch Son,
En nog woud ik jonge Menschen,
Beter wenschen,
So ik meer bedenken kon.
7 ’’t Is genoeg en ik vermoede,
Dat het goede
U gestadig volgen sal,
Soo gy wandelt regt te degen,
| |
[pagina 129]
| |
In de wegen
Van die Alles is in Al.
8 Nimmer siet men die verwaten
Nog verlaten,
Die na Gods bevelen doen?
Maar sy gaan als palinen groeyen
Voort en bloeyen,
’’s Winters somers even groen.
9 Soo gy dit met al u kragten
Gaat betragten,
O! gy Bruydegom en Bruyt,
’’t Sal u rust en vreugde geven
Na dit leven,
Als je mond en oogen sluyt.
10 Bruyd’’gom lieft u Wel-beminde,
Best gesinde,
Houd u wakker als een man,
Laat de daat haar selve kroonen
En betoonen,
Wat de deugt verrigten kan.
11 Jonge Bruyt neigt weer u sinnen
Om te minnen
Dese Man u echte Deel:
Leeft te samen lang en lustig,
Soet en rustig,
Sonder twist en sonder scheel.
| |
[pagina 130]
| |
12 Hemel laat u Zegen stralen
Rijk’’lijk dalen
Neder op dees Jonge-lien,
Geeft dat zy haar sinnen setten
Tot u wetten,
Om u Heyl te mogen sien.
|
|