't Nieuw groot Hoorns lied-boekje, bestaande in veel stigtige en vermakelyke bruylofts liedekens
(1728)–Anoniem Nieuw groot Hoorns lied-boekje, bestaande in veel stigtige en vermakelyke bruylofts liedekens, 't– AuteursrechtvrijStem: Van de oude Greyn.Alkmaar wel schoone Stee,
| |
[pagina 118]
| |
Van alles brengt gy vrugten mee,
Kooren en vlas, Alderley gewas,
Ook veelderley kruyt,
Dat ’’er uyt der aarden spruyt.
2 Van alle vrugten abondant,
Rondom de Stad seer fray geplant,
En Tuynen veel, Elk als prieel,
Zy leggen klaar,
Rondom de Stad Alkmaar.
3 Sala en Radysen soet,
Die haalt men daar vers ende goet,
Al uyt de tuyn, De Kersen Bruyn,
Kruys-bessen rond,
Aal-bessen al by de pond.
4 Appelen, Peeren, Peulen drel
Die haalt men daar, verstaat my wel,
Al by de maat, Elk een die gaat
Daar ’’t hem belieft,
Van alles worden sy gerieft.
5 Men gaat spanceren door den Hout,
De Jonge Paren menig fout,
Zeer triumphant, al door dat sant
Rijd men geree,
Naar het Dorp van Wijk op Zee.
6 De Knegjens nemen de Meysjes teer,
En rollen daar mee van boven neer,
| |
[pagina 119]
| |
De duynen hoog,
Het sant is droog, ’’t Is een pleysier
Dat men siet aan de Knynen fier.
7 Konynen ende Hasen stout,
Die loopen daar al door het woud,
Den Iager mild, Die soekt het wild,
Met Hond en Brak,
Maar hyse vind op zijn gemak.
8 De schuyten varen tot Gods lof,
’’s Avonds al van de stranden of,
Al met voorspoet, Om te vissen giet,
De Zood seer klaar,
Om te spysigen Alkmaar.
9 Ook seer veel Granen abondant,
Rondom de Stad en de Duyn-kant,
Den Huysman vermaard
Werpt Zaad in d’’Aard.
Hy is te loven vroed,
Die de Vrugten wassen doet.
10 Den Huysman vaert al door de Stee
Haal Wortelen, Pijnsternakels mee,
Van Langedijk, Zy komen uyt slijk,
Veel Kool geplant,
Rapen wassen aan de Duyn-kant.
11 De schuyten zijn sonder getal.
Die daar ter markt komen al,
| |
[pagina 120]
| |
Met Kaes en Zaet, My wel verstaet,
Met herten bly,
Voor soo menigen Gortery.
12 Veel Vis en Aal van smake goet,
Krijgt men uyt de Revieren soet,
Ook uyt de Zee, Die in de Stee
Werd vers gebrogt,
En afgeslagen en verkogt.
13 Doen ik dit Liedje eerstmael sang,
De tijt was kort, al viel ’’t my lang,
Het geschiede by nagt,
Op de Schild-wagt,
Dit Lied aanhoort,
Tot Alkmaar op de Boom-poort.
14 Oorelof die de konst bemint,
Heb ik my tets dar in versint,
’’k Heb onbevreest
Noyt Klerk geweest,
Die ’’er op school lag,
Adieu tot op een ander dag.
|
|