't Nieuw groot Hoorns lied-boekje, bestaande in veel stigtige en vermakelyke bruylofts liedekens
(1728)–Anoniem Nieuw groot Hoorns lied-boekje, bestaande in veel stigtige en vermakelyke bruylofts liedekens, 't– AuteursrechtvrijStem: Wat mag Goosen nu.Vryers wilje gaan uyt vryen,
Set u pols niet al te veer,
G’’lijk by g’’lijk dat kan bedyen,
Dan soo krijgt gy lof en eer:
Wint geen Maget trots en teer,
Daar gy staag moet hoopen,
En op ’’t lest, met de rest,
Ongetroost moet loopen.
2 Blauwe schenen zijn de zanden
Daar het scheepje op verzeylt,
Voor de klippen voor de stranden
Is hier nodig dat men peylt,
Zoo een Vryer eenmaal seylt,
’’t Geeft terstond een lyen,
Menig man, hoort het an,
Met een soet verblyden.
3 Yder sal u smadig quellen,
Vriend u Liefje was te rijk;
Let hier op gy Jong-gesellen,
| |
[pagina 117]
| |
Best te minnen zijns gelijk:
Ziet gy van de min geen blijk,
Troost loos zult gy dwalen,
Yder sal, ’’t ongeval,
Tot u leet ophalen.
4 Als een springer niet wil gissen:
Maar gaat los en onbedagt,
’’t Is een regel ’’t kan niet missen,
Of Dom-kool raakt in de gragt,
’’t Komt hem aan heel onverwagt;
Mits hy niet wou peylen,
Maar hy siet, Met verdriet,
Naderhand zijn seylen.
5 Schuuw voorsigtig dese plagen,
Menig gaat ’’er druppen heen,
Schoon so witte kousen dragen,
Onder schuylt een blauwe scheen,
Als men stilkens soo ik meen
Deylen mogt de gronden,
’’k Wed haar hert, Van de smert
Wierde vol gevonden.
|
|