't Nieuw groot Hoorns lied-boekje, bestaande in veel stigtige en vermakelyke bruylofts liedekens
(1728)–Anoniem Nieuw groot Hoorns lied-boekje, bestaande in veel stigtige en vermakelyke bruylofts liedekens, 't– Auteursrechtvrij
[pagina 81]
| |
Stem: Phebus die lang is over Zee.Jeugdige Nimphen, die ’’t boerten bemint,
Vrolyke herten hoe mag het dog komen
Dat men in plaatse van’’t singen begint
Stil en hoe langer hoe meer te droomen
Is de genugten dan zoo besnoeyt,
En uyt u jeugdige hert geroeyt,
Dat die niet weder en bloeyt,
2 De tijd sal u vallen al veel te lank?
Laat ons wat lacchen, wat mallen, wat deunen,
Zingen en springen, ja maken een klank,
Datter de kamer begint van te dreunen,
Hey wie weet wanneer het gebeurt,
Dat men ’’t geselschap dsamen gespeurt,
Waar toe dan nu getreurt?
3 d’’Ouderdom komt ons dan op de hand,
En ons ontslippen de jeugdige jaren,
’’t Wellik de vreugden dan set aan een kant,
Voorts soo beginnen wy dan te bedaren,
| |
[pagina 82]
| |
Dus wilt dog in u lugtige jeugt
Niet laten te bruyken in eer en deugt,
De blyde bequame geneugt.
4 Zult gy dan niet beginnen een reys?
Waar na begeert gy dan langer te beyen?
Naaste gebuurtje voldoet gy mijn eys,
Heft op een lietje, men sal u geleyen:
Zijt gy beschaamt? ey houd dog u kleur
Meugt gy wat wagten, ik sing wel veur.
Zoo niet, ik geef u de keur.
|
|