't Nieuw groot Hoorns lied-boekje, bestaande in veel stigtige en vermakelyke bruylofts liedekens
(1728)–Anoniem Nieuw groot Hoorns lied-boekje, bestaande in veel stigtige en vermakelyke bruylofts liedekens, 't– Auteursrechtvrij
[pagina 86]
| |
Stem: Edel Karsouw.O Bruydegom?
De tijd doet my gedenken,
Hoe dat het was geseyt,
Dies ik nu kom
Aan u een deuntje schenken,
Dewijl het stuk soo leyt
Om met vrolijkheyt
My tot u Feest te wenden,
’’k Wensch gy meugt,
Die staat in vreugt
Beginnen en volenden.
2 Wat is’’t een lust,
Voor die te samen paren,
Als Liefde met haar gaat?
O! Wat een rust
Zal u nog wedervaren,
En volgen op de daat,
Van den Echten-staat,
’’t Is een saak Van groot vermaak,
Een Hemel hier beneden.
3 ’’t Moest groote pijn,
Het moeste harde slagen,
En wel een zware last
| |
[pagina 87]
| |
Van droefheid zijn,
Die gy niet sonder dragen,
Zo gy daar wel op past;
Houd u altijd vast,
En wilt malkander helpen:
Regte Trouw, Kan groote rouw
Seer ligt door eendragt stelpen.
4 Zoo d’’Opper Heer
U stedes komt begieten,
Met vreugde-wyn seer soet,
Denkt dat hy weer
Wil dankbaarheyd genieten,
Als gever van het goet;
Zoo u kruys ontmoet,
Weest niet te seer verslagen,
Hebt het oog, Altijd om hoog,
Op Godes welbehagen.
5 Vereende Twee,
Het moet u welgevallen.
De staat die gy begint,
Iaagt na de vree,
En na het soets van allen:
Twee herten eens gesint,
Daar men ’’t anders vint,
Daar kan men niet besluyten,
| |
[pagina 88]
| |
Als een hel, En groot gequel,
Van binnen en van buyten.
6 O deugdig Paar!
Gepaart met hert en sinnen,
Ik hoope van u tween,
Dat gy malkaar
Geduurig zult beminnen,
En leven onder een,
Sonder bitterhe’’den,
Met soo een vast verbinden?
Dat geen nijt, Nog woorden-strijt,
By u sal plaatse vinden.
7 Wat sal ik meer!
Ik wensch u met u beyden!
Al wat den Hedmel heeft,
Die wil soos eer,
U Saad en staat uytbreyden,
Als yemand die nu leeft,
Dat gy van u geest,
Veel Spruytjes, soete Kind’’ren,
Dat u e’’el Geslagt niet heel
En kome te verminderen.
8 Des Hemels Heer
Vervul u met zijn Zegen,
In alle overvloed;
Zyn gunst daal neer
| |
[pagina 89]
| |
Gelijk een vette regen,
Op alles wat gy doet
Dat gy worden moet
Als aangename boomen,
Die geplant, Staan aan de kant
Van versche waterstroomen.
|
|