't Nieuw groot Hoorns lied-boekje, bestaande in veel stigtige en vermakelyke bruylofts liedekens
(1728)–Anoniem Nieuw groot Hoorns lied-boekje, bestaande in veel stigtige en vermakelyke bruylofts liedekens, 't– AuteursrechtvrijStem: Courante Commune.G’’lijk als door de baren
Een Schip komt gevaren
Uyt d’’onbetemde zee,
| |
[pagina 196]
| |
Tot aan een goede ree,
Zijn blijdschap laat blyken,
Zijn Zeylen laat stryken,
Zijn wimpels rollen uyt,
En met een trots geluyt
Doet dond’’ren, dav’’ren, klat’’ren, na den eys,
Zijn stukken grof, Den Heer tot los,
Door zijn behouden reys.
2 Soo laat ons ook singen,
En klugten voort bringen,
Mits door dese woeldery,
Van ’’t ongerust gevry,
De Bruydegom met lusten
In d’’haven der rusten,
Zijn Scheepje dese nagt
Gelukkig heeft gebragt,
Daar hy verwellekomt word van de Bruyd:
Die van zijn jeugd // De groote vreugd,
In haar gesigt besluyt.
3 Dits is hy met reden
Ook vol vrolykheden,
En heeft de gantsche vloot
Zijns kennis t’’saam genoot,
Om lustig te blasen
| |
[pagina 197]
| |
Uyt roemers en glasen,
Om met een soet gelag,
Te brengen voor den dag,
De meeste vreugd die immers is is gezien,
En dat moet gaan, Dus vangt het aan
Wat wagt gy jonge lien?
4 Elk moet hem hier setten
Om styf te trompetten,
Op een geladen fluyt,
Vol goede Rijnse huyt.
En dan weer aanvangen,
De soetste gesangen,
Die oyt van geesten zijn
Gesongen by de wijn.
Nu Maagden seg, waarom begint gy niet?
Elk voor zijn deel, Reyt nu zijn keel
En singt een vrolijk lied.
5 Nu nobele baasjes,
Waar blyven de glaasjes?
Drinkt op de Bruydegom
En Bruyds gesontheid om.
Gaat wenst haar daar mede
Geluk en vrede
In haar Egten staat,
| |
[pagina 198]
| |
Met een verheugd gelaat,
En kust malkander daar op rondom dries,
Elk maak sig ree.
Dat ’’s een, Dat ’’s twee,
Dat ’’s drie, dat ’’s op sen Fries.
|
|