De zeventiende en achttiende eeuwsche notarisboeken en wat zij ons omtrent ons oude notariaat leeren(1948)–A. Pitlo– Auteursrecht onbekend Inhoudsopgave Voorwoord Eeredicht op den notaris Inleiding Eerste stuk De 17de en 18de eeuwsche notarisboeken Hoofdstuk I De notarisboeken vóór de 17de eeuw Hoofdstuk II Hoofdstuk III Hoofdstuk IV Hoofdstuk V Hoofdstuk VI Hoofdstuk VII Hoofdstuk VIII Hoofdstuk IX Hoofdstuk X Hoofdstuk XI Hoofdstuk XII Hoofdstuk XIII Hoofdstuk XIV Hoofdstuk XV Hoofdstuk XVI Arent Lybreghts en de polemiek Hoofdstuk XVII Hoofdstuk XVIII Hoofdstuk XIX Hoofdstuk XX Hoofdstuk XXI Samenvatting der besproken werken Tweede stuk Wat de 17de en 18de eeuwsche notarisboeken ons omtrent ons oude notariaat leeren Hoofdstuk XXII Inleidende opmerkingen Hoofdstuk XXIII De omschrijving van ‘notariaat’ en ‘notaris’ Hoofdstuk XXIV De vereischten om notaris te worden Hoofdstuk XXV De taak van den notaris de eed Hoofdstuk XXVI Dienstweigering, passiviteit, redactie Hoofdstuk XXVII Welke akten maakte de notaris op? Hoofdstuk XXVIII Protocol, minuut, grosse, afschrift Hoofdstuk XXIX Comparanten, getuigen en vormvoorschriften Hoofdstuk XXX Verbindende kracht, bewijskracht, executoriale kracht der notarieele akte Hoofdstuk XXXI Het territoir Hoofdstuk XXXII. De plaats van het notariaat in de samenleving; hoedanigheden en klachten Hoofdstuk XXXIII Samenvatting [Bijlagen] Bijlage A. Bijlage B. Bijlage C. Bijlage D. Bijlage E. Bibliographische lijst