naar notarieele
wetenswaardigheden, weinig stof tot opmerkingen.
De wijze, waarop het werkje tot stand kwam, is daar misschien de oorzaak van. De
drukker Ferwerda deelt in zijn korte Voorreden aan den Lezer mede, dat hij dezen
tekst in handen heeft gekregen, hem door rechtsgeleerden heeft laten keuren en
hem, nadat zij hun instemming met het geschrevene te kennen hadden gegeven, in
het licht geeft. Den drukker past het niet eigen gedachten weer te geven. De
voorrede is dan ook een weinig zeggend kort opstel, waarin een aanbeveling voor
het werk te lezen staat. De zakenman is hier aan het woord, die er de aandacht
op vestigt, dat ‘een gemeen Persoon, die dit Werkje heeft, en zig met oordeel
van het zelve bedient, in staat is, zig in alle voorkomende gelegentheden, zoo
wegens het maken van Testamenten, Koopen, Huur-contracten, Transactien als
andere Instrumenten en Acten, van wat aard of natuur die ook zijn; te konnen
redden’.
Het geheel bestaat uit vier boeken, waarvan de eerste twee de theoretische
inleiding bevatten, te samen beslaande ongeveer 180 pagina's, de laatste twee de
modellen bevatten. Het tweede is gewijd aan de theorie van het erfrecht, het
vierde aan de modellen, die op het erfrecht betrekking hebben.
Het eerste boek vangt aan met twee bladzijden over den notaris en drie bladzijden
over instrumenten in het algemeen. Ook wat dit betreft, vinden wij hier dus
weinig van onze gading.
In Friesland was het Romeinsche Recht officieel ingevoerd. De eerste twee boeken
doorbladerende vinden wij daar dan ook een beknopte handleiding voor het
Romeinsche Recht. Het vangt aan met een hoofdstuk De peculio filii familias, met
de onderscheiding in peculium profectitum, adventitum, castrense en quasi
castrense en wat daar meer aan vast zit, om te vervolgen met een hoofdstuk
gewijd aan het mutuum, het