onsterfelijke toovenarij. Dat zien wij de laatste jaren
om ons heen gebeuren, dat zag men ook in de laatste helft van de 18de eeuw
gebeuren, toen het een ieder wel duidelijk werd, dat de bestaande samenleving
haar catastrophe tegemoet snelde, zonder dat er iemand was, die haar vermocht te
redden. Hiervan heeft Kersteman gebruik gemaakt door het schrijven van
voorspellingen op naam van een bekend waarzegger. En waarschijnlijk heeft de
goedlachsche man zich in intiemen kring danig geamuseerd over de domheid van het
volk. Dit maakt hem tevens sympathieker dan Cagliostro. Want ik kan mij niet
indenken, dat deze eenmaal in zijn leven gul heeft gelachen.
Kersteman schreef, schreef, schreef zijn heele leven door, in en buiten de
gevangenis - hij werd in de gevangenis goed behandeld omdat iedereen hem graag
mocht - schreef fantasieën, dwaze vertelsels en novellen, boertigheden, pikante
geschiedenissen, kluchten, volksboekjes, biografieën, mémoires, astrologische
werken. Hij vertaalde. En hij schreef een tamelijk indrukwekkende reeks
juridische werken.
Hij was een bekwaam jurist en hij was handig. Zijn gemakkelijk schrijven en zijn
eigenschap -de zaken niet zwaar op te nemen, brachten hem tot een zekere
populariseering van de wetenschap, zoodat zijn rechtskundige boeken in de handen
van velen kwamen. Maar dit wil niet zeggen, dat niet ook de juristen zijn oeuvre
raadpleegden. Zijn bekendste juridische werken zijn de Academie der Jonge
Practizijns en het Hollandsch rechtsgeleert Woordenboek.
Twee werken voor het notariaat heeft Kersteman geschreven. Het eerste dateert van
1766 en beleefde twee herdrukken, een in 1783 en een in 1791, die onderling
geheel gelijkluidend zijn. Het draagt, naar den titel van Schoolhouders werk,
den naam Nieuwe Oeffenschoole.
In de inleiding op p. 2 lezen wij: ‘Ondertusschen hebben wij gemeent niet
onnoodzakelijk te zijn, om het