Scholen ontmoeten van
dit deel der Rechten, Questien, ende desselver Decisien: dewelke ick na
voor-ghestelde Vraghen met corte en̅ rechte ordre onder gestelt hebbe in het
Tractaet vande Decisien’. Dit duidt op een weergave van rechtsregels en
rechterlijke beslissingen. Ongeveer de helft zijner kort geformuleerde
uitspraken, groepsgewijze gegeven naar aanleiding van een algemeene vraag,
eindigt met een plaatsverwijzing.
Is het erfrecht nog met eenige uitvoerigheid behandeld - en hoe oppervlakkig is
ook dit nog, vergeleken bij het in 1641, dus nog geen 25 jaar later,
verschijnende werk van Verwey - de behandeling van het overige deel van de kunst
des notarisschaps, samengedrongen in een dertigtal pagina's tekst en vertaling,
stijgt niet ver uit boven de waardelooze tractaatjes, waaraan de 15de en de
aanvang der 16de eeuw zoo rijk waren geweest. Een paar bladzijden over
certificaat en attestatie, een paar bladzijden over contracten en obligatien en
het onderscheid tusschen contracten stricti juris en bonae fidei. En dan twintig
pagina's over de borgtocht, gewijd aan de behandeling van de ook in ons
positieve recht nog bekende voorrechten van uitwinning en schuldsplitsing en van
enkele andere Romeinschrechtelijke excepties, die in ons Oud-Vaderlandsch recht
nog voortleefden. Het sluitstuk vormen enkele opmerkingen over de cessie.
Na de middeleeuwsche tractaatjes beweegt de notarieele rechtslitteratuur zich in
de 16de eeuw in opwaartsche richting. Thuys is reeds een uitstekend werk
vergeleken bij het materiaal waarmede de notarissen van een eeuw te voren
werkten. Het werkje van Gael is een terugval. Na hem stijgt de lijn onmiddellijk
weer met Verwey en van der Mast. Succes heeft de auteur van zijn oeuvre dan ook
niet beleefd. Zijn boek komt uit in den tijd, waarin de drukken van Thuys nog
stroomen. Gael beleefde, voorzoover ik het heb kunnen nagaan, geen enkelen
herdruk.