De zeventiende en achttiende eeuwsche notarisboeken en wat zij ons omtrent ons oude notariaat leeren
(1948)–A. Pitlo– Auteursrecht onbekend
[pagina 235]
| ||||||||
Hoofdstuk XXVII Welke akten maakte de notaris op?Ga naar voetnoot1Lybregts noemt het testament de ziel van het notarisambt; Kersteman, die van bloemrijke taal houdt, schrijft het hem na. De bedeeling der vrijwillige rechtspraak is in den loop der eeuwen in veler handen geweest. Nu eens omspande het notariaat een aanmerkelijk brok van dit gebied, dan weer moest het notariaat zich op een smalle strook terugtrekken. Op één terrein was de notaris ten allen tijde competent: het maken van testamenten. Zelfs hier was hij echter niet steeds de eenige functionaris die competent was. In de middeleeuwen moeten wij ons den notaris in onze streken waarschijnlijk niet anders voorstellen dan als den man, die testamenten maakt. Het notariaat wordt hier te lande in 't Oosten en het centrum ingevoerd in het laatste kwartaal der 13de eeuw. Het is de tijd, waarin Floris de Vijfde wordt vermoord. Dan is er hier nog weinig behoefte aan transport- en huurcontrakten en nog niet de minste behoefte aan maatschapsakten. Het testament is dan van belang, reeds eeuwen. De notarissen zijn, grootendeels onbewust, de menschen die, door gebruik te maken van de formulierboeken der Italiaansche hoogescholen, het Romeinsche Recht hier verbreiden. In het byzonder | ||||||||
[pagina 236]
| ||||||||
geldt dit op hùn speciaal terrein: het testamentenrecht. Anderhalve eeuw later komt Bourgondie het notariaat aan Holland en Zeeland brengen. Intusschen heeft zich in deze provincies, die straks de hegemonie in de lage landen zullen voeren, een krachtige burgerij ontwikkeld, die wèl behoefte heeft aan transport- en huurakten. Maar dan heeft in de meeste dier provincies de overheid, voor zoover haar fiscale belangen dit meebrachten, den buit reeds opgevangen: de plaatselijke overheid heeft het monopolie van de akten betreffende de zakenrechtelijke rechtshandelingen over onroerende zaken. En zij geeft dit monopolie niet meer prijs. Jonas Daniel Meyer, de man die een zoo open oog had voor de grootheid van Frankrijk, brengt voor de tamelijk armtierige positie waarin het notariaat in onze republiek verkeerde nog een andere oorzaak naar voren, die, vergeleken met den toestand in Frankrijk, ongunstig voor ons uitvalt. Hij wijst op de oppermacht in één hand daar en op de vele kleine potentaatjes hier en merkt op, dat een groot vorst zonder risico meer macht kan delegeeren dan een stedelijke overheid dit vermag, aangezien wat voor de laatste een concurrent kan zijn den eersten niet kan deeren. Daarom kon in Frankrijk een notariaat groot worden, terwijl bij ons een naijverige plaatselijke overheid het notariaat kort hield. Twee oorzaken van de onthouding die het notariaat zich ten onzent moest getroosten ten aanzien van het rechtsverkeer in onroerende zaken. Onder beide oorzaken ligt een andere. Oorspronkelijk was de zakenrechtelijke handeling op onroerende zaken betrekking hebbende een processueele handeling. Als zoodanig vond zij plaats voor den rechter. Bij ons heeft de notaris nooit onderdeel der rechtelijke macht uitgemaakt - daargelaten de regeling van Karel den Grooten, die waarschijnlijk hier nooit in de praktijk is gebracht en die, voorzoover zij in de praktijk is ge- | ||||||||
[pagina 237]
| ||||||||
bracht, geen invloed heeft gehad op de latere ontwikkeling van het notariaat hier te lande - in Frankrijk maakte hij wel deel der rechterlijke macht uit. Dit verklaart de sterker positie die in dit opzicht en in menig ander opzicht de Fransche notaris innam vergeleken bij den onzen. Wij zuchten nog heden onder de gevolgen daarvan. Want terwijl sinds 1524 in Frankrijk de transportakte van onroerend goed de facto notarieel is, behoort de verplichte notarieele transportakte bij ons nog steeds tot de vrome wenschen. De verbodsbepaling aangaande de akte op onroerende zaken betrekking hebbende, is, zooals wij reeds hebben gezien, neergelegd in art. VI van de hiervoor (zie p. 214) afgedrukte eedsformule. Dit artikel is de neerslag van een plakkaat van 1529 en van de ordonnantiën der Staten op den veertigsten penning. Van Leeuwen geeft het kort en bondig aan. ‘Mogen alle Onderhandelingen onder den levende, voor Notaris ende Getuygen verleden worden? Ja, by soo verre daar inne gehandelt werd van eerlijke ende geoorloofde saken, ende die niet wtdrukkelijk verboden zijn. Welke Onderhandelingen zijn de Notarissen verboden te Verlijden? Alle Overgiften ende Opdragten van Huysen ende Landen, Rente-brieven, Erv-brieven, ende andere Vestingen ende Verbanden van onroerende goederen.’ Boerbergh noemt twee redenen voor het verbod, de eerste ten bate van het algemeen belang, de tweede ten bate van de schatkist. Wat het eerste betreft: alle akten op onroerende zaken betrekking hebbende moeten het plaatselijk gerecht passeeren binnen welks jurisdictie de goederen gelegen zijn, op dat ten allen tijde iedere belanghebbende weten kan waar hij de stukken kan vinden. Er komen op deze verbodsbepaling eenige uitzonderingen voor. In Amsterdam werden transportakten van schepen door notarissen gepasseerd en Boerbergh deelt mede, dat in Middelburg zelfs een tijdlang alle verboden akten ten overstaan van notarissen wer- | ||||||||
[pagina 238]
| ||||||||
den gepasseerd; maar in die gevallen zorgde de overheid voor maatregelen, waardoor desondanks de belasting verzekerd was en aan het vereischte der publiciteit werd voldaan. Men bedenke wel, dat het den notaris volkomen vrijstond akten op te maken van de obligatoire rechtshandeling op onroerend goed betrekking hebbende. Wij vinden dan ook bij de schrijvers modellen voor koopakten van onroerend goed. De notaris mocht ook een veiling van onroerend goed houden. Van Leeuwen begint de veilingscondities met: ‘Eerstelijk sal den Verkooper 't verkofte den Kooper leveren bij Willig-decreet van de Vierschaar deser Stede, soo het hem goed dunkt, of andersins by enkele brieven van Opdragt, voor Schepenen der selver Stede, beyde t' sijnen kosten, te verlyden.’ Op het platteland had de veiling bij ontstentenis van een notaris plaats ten overstaan van den secretaris. De Coeur geeft een soortgelijke regeling. Lybreghts' model met de daarbij behoorende voetnoten doet veronderstellen, dat in den Haag de notaris slechts kon veilen in de Kastelenije van het Hof van Holland. Plaatselijke verordeningen beperkten soms het ambtsterrein van den notaris nog verder. Zoo was te Amsterdam de attestatie aan de competentie van den notaris onttrokken. Het lijdt geen twijfel, dat in dergelijke plaatselijke restricties de geringe sympathie der overheid voor een krachtig notariaat haar invloed deed gelden. Voor de attestatie gold in het bijzonder, dat de ambtenaar, die haar passeerde, zijn neus in vele zaken van discreten aard stak. Hoe wazig de auteurs zich uitspraken over het terrein, waarop de notaris zich bewoog, moge blijken uit de volgende citaten. Thuys spreekt van: ‘de verscheyden saken, handel en negocien.’ Van der Mast van: ‘alle behoorlijcke Contracten, 't zy van Koopmanschappen, Houwelijcken, Testamenten, ende andere Instrumenten’. Ongeveer honderd jaar later is School- | ||||||||
[pagina 239]
| ||||||||
houder nog niet tot een omlijning gekomen die ons een beter houvast biedt, wanneer hij schrijft: ‘Een Beamptschryver heeft by na so veelerhande geschriften op te stellen, als 'er stoffen en voorvallende zaaken zyn, waar toe dezelve konnen gebezigt worden.’ De meeste schrijvers wagen zich in het geheel niet aan een poging tot omschrijving der ambtstaak. Wij kunnen echter uit den inhoud der oude notarisboeken ongeveer aflezen welke akten het veelvuldigst voorkwamen; want die akten, die in deze handleidingen regelmatig hun behandeling vinden, zijn uiteraard voor de praktijk de belangrijkste geweest. In de keuze nu der soorten akten waarvoor zij modellen geven, toonen de auteurs een groote eenstemmigheid. Thuys, de oudste, dateerend in zijn eerste drukken uit de 16de eeuw, houdt eenige rariteiten in, waaraan wij hier geen aandacht zullen besteden, omdat zij zonder sporen na te laten ten onzent uit het notariaat der beide volgende eeuwen zijn weggevallen. De gemakzucht van het elkaar over te schrijven is een factor, die wij in het algemeen bij een vergelijking dezer werken niet uit het oog mogen verliezen. Maar hier meen ik aan dezen factor niet veel belang te moeten toekennen. De schrijvers waren voor een deel notarissen. Voor zoover hun originaliteit te kort heeft geschoten in het behandelen der theoretische vraagstukken, hun ijdelheid zou hen er toch wellicht toe gebracht hebben te geuren met primeurs op het terrein waarop zij geen angst voor fouten behoefden te kennen: de akten zelve. Zou in een bepaald tijdsgewricht de samenleving een nieuwe akte naar het notariaat hebben toegedragen, dan zou dit ongetwijfeld zijn weerklank hebben gevonden in de handboeken, die deze vakmenschen schreven. En zeker zou dan een fanatieke bet-weter als Lybreghts, altijd er op uit met eigen originaliteit te pronken, deze nieuwe akten hebben opgenomen en er zijn licht over hebben laten schijnen. Twee eeuwen lang echter vinden wij in | ||||||||
[pagina 240]
| ||||||||
al deze handboeken ongeveer dezelfde soorten akten besproken. In de eerste handboeken der 17de eeuw treffen wij een aantal aktensoorten, die wij in alle handboeken der twee eeuwen die volgden terugvinden. Er valt niets af, er komt slechts hier en daar een kleinigheid bij. Bij de schrijvers der achttiende eeuw, die over het algemeen uitvoeriger werken schrijven - Schoolhouder, Lybreghts - neemt het aantal modellen toe, maar meer doordat zij differentieeren in de soort en dus meer vormen van het testament, meer vormen van de volmacht uitschrijven, dan door uitbreiding van het tal der soorten. De meeste schrijvers geven een indeeling in drieën. Boerbergh geeft er een explicatie bij. Op de vraag in wat ordre de bescheeden verdeeld kunnen worden, luidt het antwoord: ‘Volgens de Ordre der Natuur: want gelijk de Menschen eerst onder malkanderen handelen, waer uit ontstaen bescheeden van Overkoming: alsoo ontstaen ook dikmael uit die Onder-handelingen twisten en geschillen, van daer dan ook voortkomen sulkdanige bescheeden, die gemeenschap hebben met Rechts-pleging: ende alsoo eindelijk de Menschen aen haer uitterste gedenkende, traghten, soo veel als mogelijk is, onder hare nakomelingen alle twist ende verschil te verhoeden, soo ontstaen daer uit ook bescheeden de welke genoemd worden Uitterste-willen, ende andere die daer mede gemeenschap hebben’. ‘Geschriften raakende de handelingen der menschen, onder den ander in 't byzonder, geschriften die de uyterste willen raaken en 't geen aangeleijde pleytzaaken betreft’ zegt Schoolhouder. Akten betrekking hebbende op het contractenrecht, akten betrekking hebbende op het erfrecht en akten die het gebied van rechtsvordering raken. Het was er verre van, dat de notaris van het opmaken der akten, die wij hieronder de revue zullen laten passeeren, het monopolie zou hebben gehad. Bij | ||||||||
[pagina 241]
| ||||||||
herhaling werden akten van deze soorten gepasseerd voor de plaatselijke gerechten. De notarissen hadden een zware concurrentie te verduren van deze zoo aanzienlijke overheidsinstantie, die zich niet ongaarne van alles op de hoogste stelde. En heeft niet vaak het publiek dier dagen meer vertrouwen gehad in de machtige colleges van schout en schepenen, die een hooger decorum konden ophouden, dan in den eenvoudigen notaris? Zelfs de testamenten werden hier en daar ten overstaan van schout en schepenen verleden. Ook waren het veelal de griffiers en secretarissen, die hetzelfde ambtelijk terrein bestreken. Dit alles was niet strak afgepaald. Een enkel maal gold de bevoegdheid der anderen met uitsluiting van die van den notaris, gewoonlijk waren zij nevens elkander competent. Op het platte land hadden de notarissen het in hun worsteling met de plaatselijke gerechten zwaarder dan in de steden. Dit pleit voor de meening door J.D. Meyer uitgesproken, dat de kleine machthebber van kleinere allure is dan de groote. Hij moet dit wel zijn, want de positie van den kleinen machthebber is aantastbaarder dan die van den grooten. Het zwaarst was de bestaansstrijd in Friesland. Hier kon men het notariaat toevoegen: tu l'as voulu, George Dandin. De Friesche notarissen hebben twee eeuwen lang hardnekkig geweigerd protocol te houden, ondanks het herhaalde aandringen van den wetgever. Tenslotte gaf de wetgever het op: de ordonnantie van 1723 liet den eisch vallen. De notarissen hadden den strijd gewonnen, maar in dieperen zin hadden zij verloren. Want het publiek in Friesland begreep terecht niet goed, welk belang betrokken was bij een notarieele akte, wanneer de notaris geen protocol hield, zoodat men dus, indien men de grosse, die men had ontvangen, verloor, niet naar den notaris terug kon gaan om een andere grosse of een afschrift of inzage te verkrijgen. Het zag geen onderscheid tusschen de notarieele akte | ||||||||
[pagina 242]
| ||||||||
en de onderhandsche en wendde zich van den notaris af. Gaan wij thans achtereenvolgens de drie categoriën na, waarbij ik de akte van huwelijksvoorwaarden in de tweede categorie betrek. Ik merk te voren nog op, dat de notarisboeken talrijke modellen voor niet-notarieele akten inhouden. Uit de titelpagina's blijkt immers bij verscheidene auteurs reeds, dat zij hun werk niet uitsluitend voor notarissen schrijven, maar ook voor andere autoriteiten en deels ook voor kooplieden en andere particulieren. Wij vinden dan ook in bonte afwisseling, naast de modellen voor notarieele akten, modellen voor gerechtelijke akten en modellen voor onderhandsche akten. Ik behandel in het volgende uiteraard alleen de modellen voor de notarieele akten. | ||||||||
IThuys houdt, met weglating der bovenbedoelde buitennissigheden, van de eerste categorie in:
Van de meesten dezer aktensoorten geeft de schrijver meer dan één voorbeeld, zoo vinden wij er een huurakte van een huis, van een deel van een huis, van een kamer, van een molen en een pachtakte. Deze grondvormen vinden wij in alle volgende notarisboeken terug, behalve de akte meester-leerling. Bij van der Mast komt nog een akte voor behelzende een arbeidscontract met leertijd. Daarna verdwijnt deze akte. De gildentijd was ten einde. (Bij Schoolhouder duikt deze akte nog eenmaal op (zie p. 244). Van der Mast brengt als nieuws een contract van | ||||||||
[pagina 243]
| ||||||||
bruikleen (van meubilair). Dit is blijvende winst. De volgende handboeken nemen allen een model voor het bruikleen-contract op. Hij is bovendien de eerste, die een model voor een bevrachtingsovereenkomst geeft. Het is geen toeval, dat de eerste Noord-Nederlandsche schrijver eener handleiding voor notarissen een akte op het zeerecht betrekking hebbende opneemt. Ook deze bevrachtingsakte vinden wij in de latere notarisboeken weer. Hierbij blijft het niet. Van Wassenaar breidt het aantal modellen op het zeerecht betrekking hebbende uit. Hij neemt een polis voor een zee-assurantie op. Het plaatselijk gerecht was hiertoe naast den notaris competent en de polis kon ook onderhandsch. Voorts een model voor een bodemerij-contract en een bijlbrief. Den bijlbrief mocht de notaris echter slechts opmaken indien het een schip betrof, dat kleiner was dan vier last. Ook vinden wij hier een akte van verbruikleen van andere zaken dan geld. Het leenen van geld was reeds bij Thuys vervat in de schuldbekentenis. Van Leeuwen voegt aan dit alles niets toe. Boerbergh en van Aller evenmin. Kos behandelt aanmerkelijk minder onderwerpen dan de drie laatstgenoemde auteurs, zelfs minder dan Thuys. Hij behandelt o.a. de akte van maatschap niet. Bij dezen auteur is echter een dergelijk ontbreken slechts een indice van slordigheid. Langzaamaan zien wij het groeien. Boerbergh en van Leeuwen hadden reeds, zonder er modellen voor te geven, de reëele contracten, in navolging van de Groot, te samen genoemd en behandeld: pand, bruikleen, verbruikleen en bewaargeving. Schoolhouder is de eerste, die een model voor de akte van bewaargeving brengt. De notarieele pandakte kwam waarschijnlijk zelden of nooit voor. (Voor het bezwaren van onroerend goed moest men zich tot het plaatselijk gerecht wenden). Wilde men als pandhouder van roerend goed voorrang hebben, dan behoorde men eerst de 40ste penning te hebben betaald; in de praktijk ging men hier- | ||||||||
[pagina 244]
| ||||||||
voor dus den notaris voorbij. De akten uit het zeerecht zijn bij Schoolhouder nog dezelfde als bij van Wassenaar: bijl-, bodemerij-, verzeker- en vrachtbrieven. Aan het einde van zijn werk bespreekt Schoolhouder in zes hoofdstukken ‘allerhande mengselschriften’; enkelen daarvan zijn ontworpen in den notarieelen vorm, het zijn voornamelijk akten die betrekking hebben op het personenrecht: een akte van wettiging, een zoenbrief tusschen familieleden, de verklaring van een ongehuwde moeder wie de verwekker van haar kind is, de kwijtschelding van een trouwbelofte en eenige andere. Wil dit zeggen, dat dergelijke familierechtelijke akten te voren niet door een notaris werden gepasseerd? Een categorisch bevestigend antwoord zou gevaarlijk zijn, want Schoolhouder is in het algemeen uitvoeriger dan een zijner voorgangers. Maar tusschen Boerbergh en de eerste drukken van van Leeuwen eenerzijds en Schoolhouder anderzijds liggen ongeveer zestig jaren en het is dus niet onmogelijk, dat in die tusschenperiode de familierechtelijke akte in notarieelen vorm meer in zwang was gekomen. Hoe gevaarlijk het is uit de notarisboeken in dit opzicht scherpe conclusies te trekken moge hieruit blijken, dat Schoolhouder een model inhoudt voor een akte, waarbij een ouder voor geval van zijn overlijden over zijn kinderen een voogd benoemt, terwijl de hem voorafgaande Noord-Nederlandsche auteurs hiervoor geen model geven, maar de oudere Thuys hiervoor wèl een formulier inhoudt. Uitsluitend archiefonderzoek kan op deze vragen het afdoende antwoord geven. In het 41ste hoofdstuk, nadat de modellen voor de bijzondere overeenkomsten behandeld zijn, geeft Schoolhouder een model, dat voor alle overeenkomsten geldt; hij bezigt hiervoor een overeenkomst, waarbij een schrijnwerker een leerling in dienst neemt. Een paar korte opmerkingen betreffende de essentialia aan welke een notaris bij het redigeeren van een akte over een | ||||||||
[pagina 245]
| ||||||||
overeenkomst moet denken gaan vooraf: wie is partij ter eene, wie partij ter andere zijde, wat is het object der overeenkomst en wat bedingt ieder der partijen voor zich. Een tamelijk zinledig hoofdstuk - was het in navolging der middeleeuwsche notarisboeken, die ook wel eens dergelijke passe-partouts inhielden? - waaruit wij zeker niet mogen concludeeren, dat de meester-leerlingakte haar wederverschijning op het notariskantoor zou hebben gedaan. Het aantal modellen dat Lybreghts geeft is aanzienlijk grooter dan dat van een der andere notarisboeken. Zestien pagina's heeft hij noodig voor den alphabetischen klapper op de akten. Dit groote aantal vindt zijn oorzaak in de vele voorbeelden voor één soort die hij geeft. Zoo vinden wij in dit werk ongeveer tien modellen voor de akte van attestatie, twintig voor die van insinuatie, dertig formulieren voor een testament en vijftig volmachtsmodellen. Het terrein door de akten bestreken blijft hetzelfde. Op het gebied van het familierecht slechts treffen wij enkele toevoegingen aan, o.a. akten van huwelijkstoestemming en - evenals bij Schoolhouder - van ontheffing van trouwbeloften. Lybreghts is het hoogtepunt in de beoefening der ars notariatus in de 18de eeuw. Zijn tijdgenoot de Coeur en de latere Kersteman houden niet méér in, wel minder; hieruit valt niet een vermindering van de bemoeienissen van den notaris te concludeeren; zij zijn slechts minder volledig; de verschillende soorten van akten zijn trouwens ook bij hen door minstens één voorbeeld vertegenwoordigd; het is de differentiatie in de soort die geringer is. Lybreghts geeft het duidelijkste beeld van wat er in den regententijd op het notariskantoor omging. | ||||||||
IIOver de akten die op het gebied van het huwelijks- | ||||||||
[pagina 246]
| ||||||||
goederen- en erfrecht de notaris te verzorgen had, kan ik kort zijn. Hij had hier steeds alles in handen, behalve dat, zooals ik reeds eerder heb opgemerkt, in streken des lands - wij denken daarbij voornamelijk aan het Oosten - waar het notariaat een uitermate zwakke positie innam, soms andere functionarissen naast hem bevoegd waren. Het oud-vaderlandsche huwelijksgoederen- en erfrecht was niet gelijk aan het thans heerschende en andere rechtstelsels brengen andere akten met zich. Ter zake van een overlijden had de notaris uit den republiektijd dan ook akten op te maken, die wij niet alle meer kennen. Een bespreking hiervan zou ons echter buiten ons eigenlijk terrein brengen. Het zij daarom voldoende op te merken, dat wàt er aan akten in dit onderdeel van ons privaatrecht te passeeren viel, tot zijn competentie behoorde. En dit in ruimen zin te nemen, dus niet alleen testament, herroeping daarvan, inventaris en scheiding, maar ook al wat met het overlijden verband houdt, zooals giften ter zake des doods, benoeming tot executeur, weigering der executeele e.d. | ||||||||
IIIIn drie hoofddeelen splitsen de auteurs der notarisboeken uit den grooten tijd van de school te Bologna hun werk: een deel gewijd aan de overeenkomsten, een deel gewijd aan de gerechtelijke werkzaamheden en het derde deel gewijd aan de testamenten. In een tijd van minder differentiatie maakte de notaris vaak deel uit van de rechterlijke macht; contentieuze en voluntaire rechtspraak waren nog niet gescheiden naar de organen, oorspronkelijk zelfs niet onderscheiden naar de functie. De notaris is dan als ambtenaar betrokken bij het proces, ook bij het strafproces. Dit verklaart waarom de Italiaansche notarisboeken der middeleeuwen een verhandeling met modellen over het proces- | ||||||||
[pagina 247]
| ||||||||
recht inhouden. Lodewijk de Heilige is de eerste in West-Europa, die in scherpte van analyse de functie afscheidt van die der contentieuse rechtspraak; als orgaan blijft in Frankrijk de notaris deel uitmaken van de rechterlijke macht. Dat het zwakke notariaat, dat onze middeleeuwen kende, ooit zou hebben deelgenomen aan de rechtspraak in contradictoire aangelegenheden, acht ik niet waarschijnlijk. Uit de oude kronieken en andere bronnen komt voorzoover ik weet de notaris alleen naar voren als de maker van akten, en dan nog voornamelijk van één bepaald soort akten, de testamenten. Dit neemt niet weg, dat de herdrukken en vertalingen van het wijdst vermaarde notarisboek, de Summa van Rolandinus Passeggeri, die hier te lande gebruikt worden tot in de 17de eeuw, het hoofdstuk De Judiciis bleven inhouden. Wij hebben gezien, dat nog Schoolhouder voor de notarissen een verhandeling over het procesrecht geeft, aangezien ten platte lande de advocaten en procureurs veelal ontbreken. Ook van Leeuwen geeft in het vierde boek van de Nederlandse Practijk een brok procesrecht, ‘handelende van het instellen van alderhande Acten, de Vierschaar ende Regts-vordering betreffende’. Hij zegt er echter bij, dat dit deel geschreven is voor griffiers en secretarissen. In onze republiek vallen de werkzaamheden in verband met het proces buiten de normale ambtssfeer van het notariaat. Maar halverwege tusschen het maken van akten voor partijen in vrijwillige rechtsbedeeling en het deelnemen aan de proceshandeling ligt het terrein dat vandaag dat des deurwaarders is: het officieel overbrengen van boodschappen af te geven met het oog op een eventueel proces. Het is het terrein tusschen het recht in vrede en het recht in oorlog. Het is het uitbrengen van protestatien en insinuatien. En ruim genomen: er behoorden toe de zoogenaamde attestatie, een verklaring die men in een akte aflegde, rekening houdende met een toekomstig proces; de akten van accoord, compromis, | ||||||||
[pagina 248]
| ||||||||
dading; en, verder verwijderd, men rekende tot dit gebied ook de volmacht en het verzoekschrift. Geleidelijk is de notaris van het formeele recht teruggedrongen. Had hij blijkens de oude Italiaansche notarisboeken een veelomvattende taak in het proces, onze republiek kent hem in het procesrecht nog slechts op dit half materieel- half formeelrechtelijk terrein. Hier is in den loop der twee eeuwen zijn taak volkomen statisch. Van Thuys tot en met Kersteman vinden wij hetzelfde rijtje akten behandeld: accoord, compromis, attestatie, protestatie, insinuatie, procuratie en request. In dieper gaande differentiatie en analyse legt de Fransche wetgeving der revolutie het uitbrengen van de gerechtelijke boodschappen op de schouders van den deurwaarder. De volmacht en het verzoekschrift beschouwt men terecht niet langer als grensterrein van het procesrecht. De attestatie kan de notaris heden nog opmaken. Zij komt o.a. voor in den vorm van de scheepsverklaring. Overigens wordt van de gelegenheid voor den notaris over eenig feitelijke gebeuren een getuigenis af te leggen vrijwel geen gebruik gemaakt; het bewijsrechtelijk nut ten gunste van den onderteekenaar van de akte is uiteraard gering, maar het is zelfs gering ten gunste van hem op wiens verzoek de verklaring wordt afgelegd. Accoord en compromis hebben in de oudvaderlandsche rechtstaal een eenigszins andere beteekenis dan in onze rechtstaal. Zij behooren voor ons eveneens tot het materieele recht. Slechts een paar brokstukken bleven over, even zoovele vergissingen, opdrachten, die in het kader van de functie van ons notariaat sinds 1810 niet meer thuis behooren: de akte van wisselprotest, de ingebrekestelling van den hypotheekbewaarder en de akten van aanbod van gereede betaling en van consignatie. Schamele resten van de uitgebreide taak op procesrechtelijk terrein, die in de middeleeuwen in handen van het notariaat heeft gelegen. | ||||||||
[pagina 249]
| ||||||||
Terwijl ik over de andere akten van deze categorie kort kan zijn, wil ik op de attestatie iets dieper ingaan, omdat deze akte voor het historisch onderzoek van zoo groot belang is. De inhoud van de attestatie betreft gewoonlijk een voorval uit het dagelijksch leven: een aanslag, een herbergruzie e.d. Het gansche ruige leven der voorvaderen stroomt ons dan ook uit deze akten tegemoet. Wie van een dergelijk tafereel getuige was geweest, soms ook hij, die in de comedie humaine als speler was opgetreden, ging kort daarop op verzoek van een der belanghebbenden naar den notaris, deelde dezen mede wat hij beleefd had en liet daar een akte van opmaken. De gedachte, die hierbij voorzat, was deze, dat uit het voorgevallene een proces kon voortvloeien. Men wilde reeds tevoren gunstige verklaringen voor dat eventueele proces vastleggen en wel zoodra mogelijk, aangezien het menschelijke memorie gewoonlijk onbetrouwbaarder wordt naarmate het gebeurde verder afraakt en daarom de rechter aan een verklaring, die kort na het gebeurde is afgegeven, hoogere waarde zal toekennen dan aan een voor het eerst in het proces afgelegde verklaring. Men kan uiteraard aan een dergelijke verklaring geen bindend bewijs ontleenen, het blijft een ten gunste van den verzoeker afgelegde getuigenverklaring en niet meer; maar het is niet uitgesloten, dat de rechter aan het feit, dat een der betrokkenen zich kort na het gebeurde vrijwillig tot een notaris heeft gewend, een voor dien betrokkene gunstige beteekenis toekent. De passiviteit van den notaris zou meebrengen, dat hij critiekloos alles in de akte opneemt wat partijen hem vertellen. Nimmer echter heeft het notariaat deze passiviteit zoover doorgevoerd, dat zij verklaringen opneemt waarvan zij de onwaarheid weet en waarvan zij bovendien weet, dat deze verklaringen worden afgelegd om ten nadeele van derden te strekken. De notaris uit den tijd der akten van attestatie zal dus ook | ||||||||
[pagina 250]
| ||||||||
wel geen verklaringen hebben opgenomen, van welke de onwaarheid apert was. Maar moest hij verder gaan, was het zijn plicht een onderzoek naar de waarheid in te stellen, b.v. door den comparant strikvragen te stellen of achter diens rug om te trachten zijn licht aangaande het voorgevallene op te steken? Lybreghts, de temperamentvolle, beantwoordde deze vraag bevestigend. Hij kent aan de attestatie, in zijn altijd iets gezwollen taal, een hooge beteekenis toe. ‘Na de maal een Notaris genoegzaam, als een Depositaris van hunne behoudinge wordt gesteld, en deze Actens, nevens de Testamenten, de gewichtigste zijn, ja! zelfs prevaleren of overtreffen de Testamenten; om dat daar, door onkunde van een Notaris, maar goed verloren word, en hier, door onkunde of onoplettenheit, Ziel en Lichaam kan verloren worden; nademaal hy door zyn onvoorzichtig gedrach, of onkunde, oorzaak is: Dat een Rechter een quaad Vonnis geeft, eenen onschuldigen Verdoemd, de Deposanten valschelijk doet zweren, en zyn eigen Ziel bezwaard. En nochtans, by vele zo gering geacht word eene Verklaring te passeren, of 't een Huurcedul, of mindere Acte was, daar zy de gewichtigste is, die 'er gepasseert worden kan.’ Een enkel voorbeeld van een akte van attestatie, waarvan de notarisboeken allen verscheidene modellen inhouden. Het is te vinden in van Leeuwen. ‘Huyden den etc Compareerde voor my N. Notaris Publijk by den Hove van Holland, op de nominatie van de E. Agtbare Heeren die van den Geregte der Stad Leyden geadmitteert, binnen der selver stede residerende, ende voor de ondergesz. Getuygen A. out omtrent etc. ende B. out omtrent etc. de welke getuigden ende verklaarden bij haare Manne waare woorden, in plaatse van Eede, ter requisitie ende versouke van C. waarachtig te wesen, dat sy Deposanten op den etc. Laastleden, zijn geweest ten huyse ende herberge van etc. alwaer de Requirant mede was, ende aldaar gesien hebben dat | ||||||||
[pagina 251]
| ||||||||
eenen N. in gelage sat en dronk, voorts gehoort hebben dat deselve etc. den voornomden Requirant grotelijx injurieerde, ende hem (namelijk den Requirant) nagaf dat hy was een opkooper van gestole goed, dat hy de Dieven tot sijnen huyse ophield, ende herbergde, dat het wonder was dat hy (denoterende daarmede den Requisant) niet by de kop en wierd gevat, dat zyn Vrouw een Hoer was, ende meer lasterlijke ende injurieuse woorden, sonder dat den Requirant eenige de minste reden, ofte woorden, doenmaals tegens hem, N. en hadde gehad, gevende voor redenen van wetenschap, dat sy Deposanten, daarby aan ende praesent zijn geweest, wyders niet getuygende, praesenteerende 't selve t' allen tyde, des noots zijnde, nader met Eede te bevestigen, consenterende hiervan gemaakt te werden Acte in communi forma. Aldus gedaan etc. etc.’ (Men zie ook p. 99). Daar waren de akten van insinuatie en van protestatie, of wel de verwittig- en voorbetuygingsschriften. Bij de eerste bracht men een boodschap over, bij de tweede bracht men protest uit voor de schaden en kosten wanneer er op de insinuatie geen bevredigend antwoord was gekomen. Het compromis noemde men met een Nederlandsch woord: verblijf. Het was ons pactum de compromittendo of onze opdracht tot het uitbrengen van bindend advies. Transactie of verdrag (bij de Groot: dading) was onze dading. Het accoord was een overeenkomst tusschen partijen tusschen wie reeds een rechtsband bestaat, b.v. tusschen deelgerechtigden in een gemeenen boedel of tusschen schuldenaar en schuldeischers. Zoo althans is de heerschende terminologie. Wij vinden ook hier bij de oude schrijvers vaagheid en tegenspraak.
Vatten wij dit alles samen, dan komen wij tot deze slotsom, dat op het gebied van het huwelijksgoederen- en erfrecht de notaris toen, evenals nu, volledig bevoegd | ||||||||
[pagina 252]
| ||||||||
was. (Steeds natuurlijk daargelaten de plaatselijke uitzonderingen, die ook op dit terrein voorkwamen). Op formeelrechtelijk gebied had hij enkele akten, die thans bij den deurwaarder behooren. In den loop der 17de en 18de eeuw kwam in deze bevoegdheid geen wijziging. Zijn bevoegdheid om akten van overeenkomsten op te maken breidt zich gedurende die twee eeuwen iets uit. Deze uitbreiding vond haar oorzaak in het stijgende maatschappelijk aanzien van den notaris en in de ontwikkeling der samenleving, die behoefte kreeg aan juridische vormen van rijker schakeèring en die aan de primitiviteit van de onderling in elkaar geknutselde afspraak allengs ontgroeide. Rest ons nog deze vraag te beantwoorden: kende men in het oud-vaderlandsch recht de notarieele akte formalitatis causa? In de strakheid waarmee dit in ons hedendaagsche recht voorkomt zeker niet. Voor de schenking is geen notarieele akte vereischt. Evenmin voor de huwelijksvoorwaarden. Deze kon men zoowel mondeling als schriftelijk aangaan. Mondeling in tegenwoordigheid van getuigen, schriftelijk voor den notaris of voor den secretaris en twee schepenen, of onderhandsch (met getuigen). Lybreghts geeft als aanbeveling voor den notarieelen vorm, dat daarbij niet de moeilijkheid kan ontstaan die het overlijden der getuigen bij de mondeling tot stand gekomen rechtshandeling met zich sleept en dat de akte niet zoek kan raken. Er is dus blijkbaar uitsluitend in de deugdelijkheid der bewijsmiddelen verschil, materieelrechtelijk is het gevolg van de mondelinge huwelijksvoorwaarden gelijkwaardig aan dat der notarieel aangegane. Het testament kon volgens de wetgeving van menige plaats behalve voor den notaris ook gepasseerd worden voor den schout met twee schepenen of voor den secretaris in tegenwoordigheid van twee schepenen; soms voor den geestelijke. |
|