| |
| |
| |
Aantekeningen
| |
| |
| |
4.
dicke dikwijls; gans: gezond.
| |
7.
Dit recept komt zogoed als woordelijk overeen met De Vr. 309, waar echter de laatste woorden, so hebdi ... drope, ontbreken:
Zalve tallen manieren van drope, die huutghesleghen sin: neemt olie van oliven, ende wieroec, arst, meische botre, barghinsmeer, eppe, martenekervel ende bonnie die int water staet ghelijc heleghen [...] dit al ghestampt te gader, ende ghesoden, ende ghewronghen duer een cleet.
Uit de vergelijking van beide teksten blijkt dat De Vreese ten onrechte matenekervel drukte: bedoeld is martene (d.i. materne) en kervel (cf. W. Braekman, ‘De Middelnederlandse Recepten in W. De Vreeses Uitgave’ VMKVA (1963), 97, waar de daar gegeven verklaring nu wel zeer onwaarschijnlijk blijkt te zijn).
Op te merken is ook dat de nota door De Vreese bij heleghen gemaakt onjuist is; hij schreef: ‘Hier is door een afschrijver blijkbaar een plantennaam overgeslagen’; heleghe is zelf de naam van een plant.
| |
16.
water ghemaect met clocken: gedistilleerd water.
| |
17.
Men vgl. MGR 172. Dit laatste nummer is veel beknopter wat het eigenlijke recept betreft:
Bernet muse ende maecter of puluer ende tempert met olien ende salueter mede v aensichte.
Het opschrift echter is er veel gedetailleerder.
| |
18.
Dit recept vertoont een eerder vage gelijkenis met MGR 48.
| |
19.
Er is een zeer sterke gelijkenis met De Vr. 330:
Om te makene witte tande, also wit als snee, neemt een onse salpeters, ende .ij. onsen salmoniach; ende legghet in een clocke ende maect ghelijc roesewater; ende dan [wrivet] hu tande daermede met eenen wullin cleede. si sullen werden wit ende scoene.
| |
22.
Men vgl. 568. Dit laatste recept is veel uitgebreider en voegt aan de ingrediënten uit 22 nog enkele toe. Ook de preparatie is veel ingewikkelder. Er is een sterke gelijkenis tussen 22 en MGR 164. Men vgl. ook de aantekening bij MGR 164.
| |
23.
Dit recept komt zogoed als letterlijk overeen met De Vr. 337:
Om spenen te verjaeghene, berrent eenen mol tasschen, ende lechse up de spenen: si zullen ghenesen ende vergaen.
| |
26.
In MGR 478 komt ‘poreiden stroe’ voor in een recept dat bestemd is ieghen den seeren mont vanden cankere. Voor het overige vertonen beide recepten geen overeenkomst.
| |
| |
| |
27.
Men vgl. 30 dat uitvoeriger is doch dat hetzelfde hoofdbestanddeel bevat in een recept tegen quade veden. In De Vr. 331 treft men hetzelfde recept aan, samen met twee andere recepten (zie no 28 en 29 hieronder).
| |
28.
Vgl. De Vr. 331 en hierboven. Bij De Vr. is gheswel van diet der up leit te lezen als gheswel van [veden] diet der up leit.
| |
29.
Vgl. De Vr. 331: er is zogoed als letterlijke overeenstemming met de laatste zin bij De Vr.:
Item dasschen van wedewinden sijn goet in kankergate.
| |
30.
Vgl. 27 dat beknopter is en dient omden canker te genesene; het gebruik van ‘tremorse’ voor dezelfde kwaal als in 30 komt ook voor in MGR 619 en 1024. De Vr. 331 vertoont ook enige gelijkenis, vooral wat het hoofdbestanddeel ‘coccuucxloec’ betreft.
| |
32.
Er is een sterke overeenkomst tussen dit recept en MGR 1295:
Jeghen die paerle op die oghen.
Men neme venkel sap, ende van vlieder, ende stampe te gader, ende siedent, ende legget op die oghen, ende een linen cleet daer tusken.
| |
33.
De overeenkomst met De Vr. 199 is zogoed als volledig: voor pleet heeft De Vr. pleecht:
Omme wonden te ghenesene sonder lijcteken, of harde lettel, ende zenuwen vergaderen ende beencnoepen, meer binnen .j. maend dan met andren zalven binnen .ij. maende, neemt zuver ghesmolten dassensmout ende maect derof plaesteren up werc of up linwaet, also men pleecht; et sal ghenesen harde varinghe. dit es gheprouft.
| |
36.
Er is sterke gelijkenis met 1039.
| |
37.
Betonie tegen ‘venyn’ komt ook voor in MGR 107 en 1312.
| |
41.
Het drinken van muntsap om te hebbene claer stemme komt eveneens voor, samen met andere middelen, in MGR 1319.
| |
43.
Er is een sterke overeenkomst met 181, dat echter iets minder gedetailleerd is.
| |
45.
Men vgl. 50, 77, 342-357 en MGR 1312.
| |
46.
Er is een sterke overeenkomst met 68, dat wat minder bijzonderheden vermeldt. Grote gelijkenis valt eveneens te noteren met MGR 179, 180 en 1161.
| |
48.
Er is een zekere gelijkenis met MGR 496, dat echter ook ander materiaal bevat en daardoor veel uitvoeriger is.
| |
| |
| |
50.
Men vgl. 45, 77, 342-357 en MGR 1312.
| |
5.
Men vgl. 974 dat, naast de remedie aangegeven in 51, ook nog een paar andere middeltjes aanbeveelt. Dit is ook het geval - zij het in mindere mate - voor MGR 557. Er is zogoed als volledige overeenkomst met MGR 1146. Zie ook 52 hieronder.
| |
52.
Er is overeenkomst tussen dit nummer en een deel van 406. Nummers 51 en 52 worden samen aangetroffen in MGR 557 en de gelijkenis tussen 52 en MGR 1138 is zogoed als volledig.
| |
53.
Overeenstemming met MGR 1147 is praktisch volledig; men vgl. ook de aantekening bij dit nummer.
| |
55.
Dit recept stemt geheel overeen met 1031 en MGR 1149, MGR 562 is wat beknopter doch bevat eveneens dezelfde geneeswijze.
| |
57.
Het medicinaal gebruik van as van zwaluwjongen komt ook voor in de bereiding van het aqua yrundinea in 724 en MGR 365. Men vgl. ook de aantekening bij het laatstgenoemde nummer.
| |
59.
De inhoud van dit nummer komt, samen met die van 60, voor in MGR 874. Ook 344 en MGR 544 en 1152 vermelden het gebruik van betonie tegen tranende ogen. Dit is eveneens het geval voor De Vr. 300:
Jeghen tranende oeghen: salfse metten sape van betonien; si sal claeren ende scerpen die sie.
| |
60.
Zie hierboven. Nr. 344 en MGR 544 en 1152 vermelden eveneens het gebruik van betonie tegen tranende ogen; dit is ook het geval voor De Vr. 300.
| |
61.
Er is een zeer sterke overeenkomst met 852. Ook met De Vr. 301, doch hier wordt nog toegevoegd dat de wijnruit .ix. daghe lang in meidauw dient te liggen voor ze mag gebruikt worden:
Jeghen donker oeghen van den hersenen: nem rute, ende doet in een vat met dauwe in meye .ix. daghe; dan salve elkes daghes dijn oeghen.
| |
62.
Wat de inhoud betreft is er een zeer grote gelijkenis met 443, alhoewel dit laatste een remedie tegen een gekloven tong genoemd wordt.
| |
64.
Er is zogoed als volledige overeenkomst met De Vr. 370:
Die met pinen orine maect, neemt de blaese van de gheeten ende barrense te pulvre, ende drinct dat met wine of borne. Oec es goet die hersene van den hase, ende wrijfse te sticken, ende dan drinc met wine.
Ook MGR 1365 en 94 bevatten samen een vergelijkbare materie. Men vgl. ook de aantekening bij MGR 1365.
| |
65.
Er is sterke gelijkenis met MGR 324 en 1158.
| |
| |
| |
66.
Er is verwantschap met MGR 287 daar twee soorten van hetzelfde geslacht Arthemisia hier voor koorts aangewend worden. Men vgl. ook De Vr. 453.
| |
67.
Er is een sterke overeenkomst met MGR 281 en 1160.
| |
68.
Men vgl. 46 en MGR 179, 180 en 1161.
| |
70.
Er is een sterke overeenkomst met MGR 323, 1070, 1094 en 1163. In dit laatste nummer dient men echter de garwe te drinken met lauw water en niet met lauwe wijn, zoals in al de andere versies. Grote overeenkomst is er eveneens met De Vr. 499:
Item nem gheruwe ghestampt met honeghe of met wine.
| |
71.
Men vgl. MGR 1164 waar in plaats van twitte in het opschrift dat wit of die scelle staat.
| |
72.
Interessant is de vergelijking met MGR 187, waar naast gherste ook gorsenseil aangetroffen wordt.
| |
75.
Men vgl. MGR 1166, waar aanbevolen wordt te temperen met wijn en niet met aysile, zoals in 75.
| |
77.
Er is grote overeenkomst met MGR 1312. Men vgl. ook 45, 50, 345-357 en vooral de aantekening bij MGR 1312. Deze behandeling van de eigenschappen van betonie is wel uiteindelijk gebaseerd op de Circa Instans van Platearius. Men vgl. ook L.J. Vandewiele, De ‘Liber Magistri Avicenne'’ en de ‘Herbarijs’ (Brussel, 1965), II Herbarijs, no 18.
| |
78.
Men vgl. De Vr. 138 waar als synoniemen salvaria of salumbria gegeven worden. Ook in dit nummer is de tekst wellicht uiteindelijk gebaseerd op de Circa Instans van Platearius. Men vgl. ook het bij het voorgaande nummer geciteerde werk van Vandewiele, no 8.
| |
80.
Er is een gedeeltelijke overeenkomst met 137, doch veel groter is de gelijkenis met MGR 1171: hier staat twee lepel vol van droese en niet .i. lepel; ook nyewen pot tent die helft versoden es en niet nieuwen pot test verzied de heeilt.
| |
82.
Dezelfde groep komt ook voor in 960, waar echter blyftet wule staat, en niet werthet vuul. Ook MGR 571 geeft deze proef aan.
| |
84.
borne is hier blijkbaar als synoniem van melk gebruikt. Dit kan men afleiden uit de kontekst en ook uit het zogoed als gelijke 1006. Ook De Vr. 61 is sterk gelijkend, doch hier wordt naast vriesewonde ook grafenede vermeld.
| |
85.
Er is een sterke overeenkomst met 1079.
| |
86.
Dit recept is bijna identiek met MGR 1174.
| |
| |
| |
87.
Er is volledige overeenkomst met MGR 50.
| |
89.
Hetzelfde middel komt ook voor in 863 en in MGR 1003 en 1175. Verbena alleen treft men eveneens aan in MGR 756.
| |
92.
MGR 1178 is wat beknopter doch overigens geheel gelijk.
| |
94.
In MGR 1179 wordt dezelfde proef aangegeven; het is echter wel corrupt, want het heet er: ist dat si smelt, soe en is hijs niet sonder, terwijl in 94 staat: Smelt die botre, hi es onsculdich seuels.
| |
98.
Er is sterke overeenkomst met MGR 1180. Uit de vergelijking met 98 blijkt dat het onvolledig woord in MGR 1180 ‘ver...’ te lezen is als ber(ghene). In alle geval wordt barg, d.i. een mannelijk zwijn bedoeld.
| |
101.
Er is een sterke gelijkenis met MGR 6 waar echter gruus voor gorts staat; wilts lijnzaets voor wit linzaets en scaperroet voor hamelin roete. Hetzelfde middel komt ook voor in MGR 1183.
| |
102.
Een variant komt voor in MGR 1184. Men vgl. ook MGR 596 en de aantekening daarbij.
| |
103.
In MGR 1233 wordt het drinken van betonie en wijn aanbevolen voor die lelike verwe heeft in sijn ansichte.
| |
104.
Volgens MGR 1227 dient de betonie in water gekookt te worden en moet men dit aftreksel drinken.
| |
105.
Hetzelfde recept komt voor in MGR 921 en 1068. Men vgl. ook De Vr. 469:
Ware dat enighe vrucht doet ware in swives lechame, ende hare niet bet en mochte werden, dronke ysope met waermen borne, hare worde stappans bet.
| |
106.
De inhoud van dit recept is gelijkend op die van 749 waar de bereiding en de eigenschappen van het aqua ysopy besproken worden. Er is eveneens sterke gelijkenis met 878, De Vr. 487, MGR 655 en gedeeltelijk ook met MGR 737g, 1008, 1063 en 1186.
| |
107.
Er is zogoed als volledige overeenkomst met MGR 159, 1187 en De Vr. 496. Zie ook de aantekening bij MGR 159.
| |
109.
Hetzelfde middel treft men aan in MGR 1189.
| |
110.
Een gelijkaardig recept komt voor in MGR 1031.
| |
111.
Men vgl. MGR 1310 waar bij de opsomming van de eigenschappen van
| |
| |
ghinghebare gezegd wordt dat het goed is tot vinnighen oghen. Men vgl. ook de aantekening bij dit nummer.
| |
113.
Dit recept vertoont zeer sterke gelijkenis met MGR 4.
| |
114.
Dit recept stemt overeen met MGR 919 en nog meer met MGR 1157 en De Vr. 374; in het laatste recept is ertvelt blijkbaar een synoniem van wilt keruel:
Dat de mensche niet mach maken orine, neemt persin van alexandre ende ertvelt, ende temperet in witten win; ende drinket smorghens ende savons. hi sal ghenesen.
| |
115.
Hetzelfde recept in MGR 904 en De Vr. 510: in beide wordt echter de galle van den hase en niet de leuere gebruikt. Men vgl. ook de aantekening bij MGR 904.
| |
118.
Men vgl. De Vr. 428.
| |
120.
Hetzelfde recept als 407 dat echter wel wat gedetailleerder is.
| |
121.
Hetzelfde recept, zij het wat beknopter, komt voor in MGR 561.
| |
123.
Hetzelfde recept komt voor in De Vr. 178:
Om bloet te stremmene van der nuese, riect dickent die rute ter nuese: het doet stremmen vorwaer.
| |
125.
In MGR 1313 worden al de eigenschappen van die weechbrede opgesomd, o.m. dat dit kruid goed is ieghen den bloet ganc. Het gebruik van het sap van weegbreebladeren komt ook voor in MGR 1346. Men zie ook de aantekening bij MGR 1313.
| |
127.
Hetzelfde recept komt voor in MGR 92, zonder het onderscheid voor mannen en vrouwen. Hetzelfde onderscheid als in 127 komt wel voor in De Vr. 132:
Jegen den steen, ghevet eenen orine van eenen buc eenen lepel vul te drinken, dat hijs niet en weet, of het een man es; ende eist een wijf, gheeft haer van eene gheet.
Men zie ook de aantekening bij MGR 92.
| |
128.
In 408 wordt out verken smeer gebruikt, in 424 barghen smeer en in MGR 558 out berghijn smeer.
| |
129.
Bij de opsomming van de eigenschappen van de lelie in 388 wordt het gebruik bij brandwonden eveneens vermeld.
| |
| |
| |
| |
131.
Hetzelfde recept komt voor in MGR 5 en 1093, evenals in De Vr. 85:
Die wille zweeten, die sal nemen venkelwortele ende stampense ende siedense in wine, ende drincke dat nuchtren, ende decke hem wel: hi sal wel zweeten.
| |
132.
Door vgl. met MGR 344 blijkt dat men dient te lezen: es deerste dach en niet ende deerste dach. Men vgl. ook MGR 343 en 1067, en de aantekening bij MGR 341-346. Interessant is het scepticisme dat uit de toevoeging van de scribent naar voren treedt: dat wanen zome lieden, ic en gheloofs niet die dit screef.
| |
133.
Het tweede deel van dit recept stemt overeen met 808 en met MGR 528.
| |
134.
Hetzelfde recept komt voor in MGR 1192.
| |
136.
In MGR 336 is in trecken met kempinen wercke corrupt, zoals blijkt uit vergelijking met 136 en met MGR 559 en 1194.
| |
137.
Men vgl. MGR 1171, De Vr. 268 en 313.
| |
138.
Uitvoeriger vindt men dezelfde remedie in 415. Even beknopt is 925, MGR 280. Men vgl. ook MGR 508.
| |
139.
Hetzelfde recept komt voor in MGR 151 en De Vr. 170 en 492. De Vr. 170 luidt als volgt:
Die niet spreken en mach van siecheden, neemt polioen ghewreven met aysine, eenen nap vol, ende doet in een linen cleet ende houdet hem voer die nose: hi sal cort spreken.
| |
140.
De eerste helft van dit recept komt overeen met 427, MGR 167 en 1195. Het tweede deel stemt overeen met MGR 168. Men zie ook de aantekening bij MGR 167. Het middel komt eveneens voor in J. Telle, Petrus Hispanus in der altdeutschen Medizinliteratur. Untersuchungen und Texte unter besonderer Berücksichtigung des ‘Thesaurus pauperum’ (Diss. Heidelberg, 1972), p. 310:
Wiltu har machen ... nym agromoniam vnd staβ das safft darauss und misch geissmilch darzu vnnd salb die stat damit.
| |
142.
In het overeenstemmende nummer 794 staat pallipodium voor polipodie. MGR 974 en 1196 hebben polipodium.
| |
143.
Men vgl. MGR 759 dat uitvoeriger is en tegen den hoeft sweer aanbevolen wordt.
| |
144.
Veel beknopter komt dit recept ook voor in 1055.
| |
145.
Over de mandragora of alruin raadplege men G. Eis, ‘Der Homunkulus
| |
| |
in Folklore und Sage’ Abbotempo. Buch 4 (1967), 16-21; H. Marzell, Zauberpflanzen, Hexentränke (Stuttgart, 1963), pp. 10-22, en L.J. Vandewiele, Op. cit., II Herbarijs no 117.
| |
146.
Er is zeer grote overeenkomst met MGR 1199. Men vgl. ook 328-330.
| |
151.
Het grootste gedeelte van dit recept stemt nagenoeg overeen met De Vr. 182:
Water of tsop van der surkereiden ghedronken met suker of met zeeme ontstopt de lever, de milte die verstopt sijn van hitten; ende so es goet jeghen de gelsocht.
| |
152.
Hetzelfde recept, wat beknopter, komt voor in 449. Dit recept treft men eveneens aan in MGR 178 en 1200.
| |
153.
In MGR 271 wordt de agrimonie gemengd met berghijn smere.
| |
155.
In MGR 1201 staat perdiken wortel voor roder pardeken en ledicken voor lodoken.
| |
157.
Men vgl. L.J. Vandewiele, Op. cit., II Herbarijs, no 81 en idem, Een Middelnederlandse Versie van de Circa Instans van Platearius (Oudenaarde, 1970), pp. 154-156.
| |
158.
Men vgl. L.J. Vandewiele, Op. cit., II Herbarijs, no 4. Ook hier gaat de tekst wel terug op de Circa instans. Er is grote overeenkomst met De Vr. 66, minder met De Vr. 345.
De Vr. 66 luidt als volgt:
Glaedie es goet jeghen ziechede vander borst ende jeghen verstopthede van der leveren, ende jegen quaede lendenen ende milte, ende jeghen quade blaese; si dat men haere wortele ziedet in wine ende dien wijn drinct.
| |
159.
Na maect den lichame is varinc of licht vergeten. Men vgl. L.J. Vandewiele, Op. cit. II Herbarijs, no 103 en idem, Circa Instans, pp. 181-182.
| |
160.
Men vgl. L.J. Vandewiele, Op. cit. II Herbarijs, no 134. Ook hier is de uiteindelijke bron wel de Circa Instans geweest. Men vgl. ook De Vr. 245 en 342.
| |
161.
De oorsprong van dit nummer is uiteindelijk wel de Circa instans van Platearius geweest.
| |
162.
Een deel van dit recept vindt men terug in MGR 998. Er is ook enige overeenkomst met De Vr. 344 en 590. Men vgl. L.J. Vandewiele, Op. cit., II Herbarijs, no 6. Ook hier is de uiteindelijke bron wel de Circa instans. Er is
| |
| |
ook een treffende overeenkomst met de behandeling van dille in het Keulse fragment van de Herbarijs: Zie W.L. Braekman, ‘Het Keulse Fragment van een Middelnederlandse Herbarijs’, VMKANTL (1973), 38-64.
| |
163.
De laatste twee zinnen van dit recept vindt men ook in MGR 997. De eerste zin komt overeen met De Vr. 343. Men vgl. ook L.J. Vandewiele, Op. cit., II Herbarijs, no 114 en idem, Circa Instans, pp. 191-192.
| |
169.
Het eerste gedeelte is misschien hetzelfde magisch middel dat onvolledig in 256 is overgeleverd. Het tweede deel komt overeen met MGR 687.
| |
170.
De korte opgave van twee eigenschappen van mede vindt men terug in het Keulse fragment van een Mnl. Herbarijs (cf. W.L. Braekman, VMKANTL (1973), 45).
| |
173.
In MGR 1 leest men dat eppe es der longhene goed.
| |
174.
Hetzelfde recept komt voor in 910.
| |
175.
Men vgl. voor de tweede helft van dit recept 327 en 804, en voor de eerste helft MGR 500.
| |
177.
Dit recept komt overeen met het vijfde middel dat in MGR 889 aangegeven wordt.
| |
178.
In 965 en MGR 556 staat elx dages twewerf. in MGR 333 staat eenwerff sdaghes; zie ook de aantekening bij dit nummer.
| |
181.
Men vgl. 43; corse komt er voor als scorse.
| |
182.
Hetzelfde recept treft men aan in 421 en in MGR 325.
| |
183.
Uitvoeriger treft men hetzelfde middel aan in MGR 286. Zie ook de aantekening bij dit nummer.
| |
184.
Er is een gedeeltelijke overeenkomst met MGR 979. Men vgl. ook De Vr. 211.
| |
185.
Men vgl. MGR 994 waar aude hoeste en niet coude hoeste staat, en MGR 1317.
| |
186.
Men vgl. De Vr. 210.
| |
187.
Wat de inhoud betreft is dit recept gelijk aan De Vr. 339:
Persijn ghestampt ende gheleit up ruichede ende up zeerhede van pusten ende van smetten, dat gheneset.
| |
| |
| |
188.
Men vgl. De Vr. 340 en vooral 346; dit laatste nummer luidt:
Alsene ghedronken doet wel orine maken, ende sacht de zeerhede van der blaesen, ende zuvert de moeder, ende es goet jeghen zeerhede van der maghe ende levere.
| |
189.
Een verschillend recept om gebrande wijn te maken treft men aan in 666 en 667.
| |
190.
Men vgl. 480-482, MGR 992, 1316 en De Vr. 347.
| |
192.
De aanvang van een uiteenzetting die begint met een uitval tegen die sotte medicinen, doch die helaas weinig duidelijk is en hopeloos onvolledig.
| |
195.
Deze zegening die tot doel heeft bij een rechtsgeding in het gelijk gesteld te worden, is bijzonder interessant. Ze komt immers in geen van de tot op heden bekend geworden Mnl. handschriften voor.
| |
196.
Er is slechts weinig overeenkomst met De Vr. 310.
| |
211.
De inhoud van dit recept is dezelfde als in 445, MGR 244, 564, 1010 en 1193.
| |
212.
Uit vergelijking met MGR 259 blijkt dat rute in dit recept vet betekent.
| |
215.
De inhoud is dezelfde als in MGR 298.
| |
218.
In MGR 1358 wordt het gebruik van dyadragantum voor borstkwalen niet vermeld.
| |
220.
Men vgl. MGR 1306 en 1308.
| |
223.
Er is een grote overeenkomst met 667. Sterk gelijkend, zij het dan veel uitvoeriger, is ook het traktaat over Aqua vite, uitgegeven door L.J. Vandewiele, ‘De eerste Publikatie in het Nederlands over Alkohol’, Pharm. Ts. voor België XL (1964), 65-80. Men vgl. ook J. Werner, Beiträge zur Kunde der Lat. Literatur des Mittelalters (Aurau, 1905), p. 155, en vooral G. Keil, ‘Der deutsche Branntweintraktat des Mittelalters’ Centaurus VII (1960-61), 53-100.
Wijn ‘van sinte iohans’ is wijn ingevoerd uit Saint Jean d'Angély in Frankrijk, de haven van waaruit, samen met La Rochelle en Niort, de meeste wijn naar de Nederlanden verscheept werd.
| |
224.
Hetzelfde recept komt ook voor in 515 en 518.
| |
225.
Hetzelfde preparaat komt ook voor in L.J. Vandewiele, Pharm. Ts. voor België XL (1964), 73-74.
| |
| |
| |
227.
In 1201 komt in een gelijkaardig recept wijn rutte voor in de plaats van hagheblade; MGR 418 heeft hasel blade.
| |
231.
Hetzelfde recept (met nog een kleine toevoeging) komt voor in 398. MGR 876 somt verscheidene bloedstelpende middelen op waarvan het laatste overeenstemt met het hier besproken nummer.
| |
233.
Er is een grote overeenkomst met MGR 1218.
| |
234-239.
Men vgl. L.J. Vandewiele, Op. cit. II Herbarijs, no 63. De uiteindelijke bron is wel de Circa instans van Platearius.
| |
234.
Er is een sterke overeenkomst met 444 en met MGR 1219.
| |
236.
Er is een grote overeenkomst met 876 en met MGR 671.
| |
237.
Komt overeen met MGR 672.
| |
238.
Alleen wat beknopter zijn MGR 672 en 1239.
| |
239.
Dit recept gelijkt sterk op MGR 674.
| |
240-242.
Deze drie nummers zijn uittreksels uit de behandeling van deze plant in de Circa instans van Platearius.
| |
240.
Er is een sterke overeenkomst met MGR 675.
| |
241.
Er is een sterke gelijkenis met 805 en met MGR 676.
| |
243-246.
Men vgl. L.J. Vandewiele, Circa Instans, pp. 276-277 en idem, Op. cit. II Herbarijs, no 193.
| |
243.
Men vgl. 1011 en MGR 678.
| |
244.
Dit recept gelijkt sterk op MGR 679.
| |
246.
Wat beknopter is 814.
| |
247.
Er is een sterke overeenkomst met MGR 681; veel beknopter is MGR 1243. Men vgl. ook L.J. Vandewiele, Op. cit. II Herbarijs, no 178.
| |
248-251.
De uiteindelijke bron is wel de Circa instans van Platearius.
| |
248.
Uit de vergelijking met MGR 683 blijkt dat in het laatstgenoemde recept het eerste ende droeghe te schrappen is.
| |
| |
| |
250.
Er is een sterke overeenkomst met 251 en met MGR 684.
| |
251.
Er is een sterke overeenkomst met het voorgaande nummer en met MGR 684.
| |
252.
Er is een sterke overeenkomst met 1066. Men vgl. ook De Vr. 242.
| |
253-255.
Men vgl. L.J. Vandewiele, Circa instans, pp. 194-196; idem, Op. cit., II. Herbarijs, no 43.
| |
254.
Er valt een sterke overeenkomst te noteren met 912 en met het veel beknoptere MGR 1245.
| |
256.
Misschien is dit recept te vervolledigen aan de hand van 169.
| |
260.
Hetzelfde recept komt voor in MGR 525 waar echter colne staat en niet cunele; dit laatste woord is wellicht een verschrijving voor cuelne.
| |
261-268.
Men vgl. MGR 689-692 en L.J. Vandewiele, Op. cit., II Herbarijs, no 74.
| |
262.
Beknopter is MGR 690.
| |
263.
Er is een sterke gelijkenis met MGR 637, 691 en 1204. Men vgl. ook MGR 1249 en De Vr. 76.
| |
265.
Er is een sterke overeenkomst met MGR 692; men vgl. ook MGR 1251.
| |
266.
Veel precieser vindt men deze gegevens terug in MGR 239.
| |
268.
Komt wat de inhoud betreft overeen met MGR 693.
| |
269.
In 1057 staat ruemen in plaats van rennen.
| |
270.
Wat beknopter is MGR 696.
| |
271.
Komt overeen met MGR 698.
| |
272-276.
Men vgl. L.J. Vandewiele, Circa Instans, pp. 150-152; idem, Op. cit., II Herbarijs, no 75.
| |
272.
Er is een sterke overeenkomst met MGR 701.
| |
273.
Wat beknopter is MGR 1254.
| |
274.
Er is een grote overeenkomst met MGR 702.
| |
| |
| |
277.
Een gedeelte van dit nummer komt ook voor in MGR 1057, 1257 en 1258. Men vgl. L.J. Vandewiele, Op. cit., II Herbarijs, no 133 en 187. De uiteindelijke bron is ook hier wel de Latijnse Circa instans van Platearius.
| |
278.
Het begin van dit nummer komt overeen met MGR 705. Men vgl. ook MGR 1078. Zoals voor het voorgaande nummer is ook hier de uiteindelijke bron wel de Circa instans van Platearius.
| |
280.
Wat uitvoeriger zijn 938, 642, de tweede helft van 925. Men vgl. ook De Vr. 2 en 107.
| |
281.
Er is een grote gelijkenis met MGR 707 en 1259.
| |
282.
Het begin van dit recept komt overeen met MGR 708. Een groter deel komt overeen met MGR 1261.
| |
283.
Het eerste derde komt ook voor in MGR 709 dat blijkbaar erg onvolledig is. Een gedeelte van dit nummer vindt men eveneens terug in MGR 1262.
| |
284.
Er is een grote gelijkenis met MGR 1263. Men vgl. ook L.J. Vandewiele, Op. cit., II Herbarijs, no 124.
| |
285.
‘Wat beknopter is MGR 1265. Men vgl. ook L.J. Vandewiele, Circa Instans, pp. 53-54.
| |
286.
Er is een grote overeenkomst met MGR 702. Men vgl. ook MGR 1266.
| |
| |
288.
Er is een sterke overeenkomst met MGR 714 en 1268.
| |
289.
Het grootste gedeelte van dit recept vindt men terug in MGR 715.
| |
290.
Er is een sterke overeenkomst met MGR 716 waar voetgangers staat in plaats van die vele wanderen.
| |
| |
| |
297.
Er is een grote gelijkenis met MGR 1273, waar rumen water staat in plaats van riuieren wateren; groene vischen betekent verse vissen.
| |
298.
Het begin van dit nummer is nauw verwant met MGR 725 en 1275, een ander gedeelte vindt men terug in MGR 726.
| |
| |
| |
300.
Een paar soorten melk komen ook ter sprake in MGR 726. Er is een sterke overeenkomst met MGR 1059.
| |
303.
Is zogoed als identiek met MGR 729.
| |
304.
Stemt bijna letterlijk overeen met MGR 730.
| |
305.
De eerste helft gelijkt goed op MGR 731.
| |
308.
Men vergelijke MGR 397.
| |
309.
Men vgl. MGR 1309 en L.J. Vandewiele, Op. cit., II Herbarijs no 139 en idem, Circa Instans, pp. 229-230.
| |
310.
Hetzelfde recept komt voor in 426 waar echter caneel en niet kunelen staat. In 898 staat cannel.
| |
311-315.
Men vgl. L.J. Vandewiele, Circa Instans, pp. 261-262 en idem, Op. cit., II Herbarijs, no 180.
| |
311.
Men vgl. 312 en 1098.
| |
312.
Er is een sterke overeenkomst met 1098 en gedeeltelijk ook met MGR 1220. Men vgl. ook 311.
| |
315.
Er valt een grote gelijkenis te noteren met 928.
| |
316.
De laatste zin uit dit recept vindt men terug in 429. Het grootste deel komt overeen met MGR 736. Men vgl. ook MGR 1307. Dit nummer is wel uiteindelijk gebaseerd op de Circa instans van Platearius.
| |
317-318.
Men vgl. het zeer onvolledige MGR 737 en L.J. Vandewiele, Op. cit., II Herbarijs, no 144.
| |
319-326.
Men vgl. L.J. Vandewiele, Op. cit., II Herbarijs, no 88 en W.L. Braekman, VMKANTL (1973), 47.
| |
323.
Bijna geheel hetzelfde recept vindt men in 433.
| |
327.
Er is een grote overeenkomst met 804 en met een gedeelte van 175.
| |
328-330.
Men vgl. L.J. Vandewiele, Circa Instans, pp. 129-130 en idem, Op. cit., II Herbarijs, no 55.
| |
328.
Het gebruik van diptam om yser wt te doene komt ook voor in MGR 215 en 1199. Men vgl. ook MGR 146, 329 en 330.
| |
| |
| |
329.
De inhoud is nauw verwant met die van 895. Men vgl. ook 146, 328 en 330, en MGR 1199.
| |
330.
Men vgl. 146, 328, 329 en MGR 1199.
| |
331.
Men vgl. MGR 639, een gedeelte van MGR 893, 1043, 1101 en 1290.
| |
332.
Hetzelfde recept komt voor in 1032, met enkele interessante varianten: merien melck i.pl.v. hursene melc; lickteken i.pl.v. lijclaen.
| |
333.
Er is een grote gelijkenis met het ietwat kortere 1087, waar echter niet des somers maar des morgens staat.
| |
334.
Een klein gedeelte van dit nummer vertoont verwantschap met MGR 189.
| |
335.
Wat beknopter is 967. De betekenis van in drie brusemen blijft ook bij vergelijking duister.
| |
338.
Een gedeelte van dit nummer vertoont gelijkenis met 882 en met MGR 1109. Men vgl. ook MGR 1221.
| |
339.
Dit recept stemt gedeeltelijk overeen met MGR 871.
| |
340.
Komt overeen met het derde middel dat vermeld wordt in MGR 935.
| |
341.
Een klein gedeelte komt overeen met het korte 419. Men vgl. ook MGR 400, 402 en 1316.
| |
342-357.
Men vgl. L.J. Vandewiele, Op. cit., II Herbarijs, no 18 en idem, Circa Instans, pp. 84-85. Over verbena ontstonden reeds vroeg kleine afzonderlijke traktaten die aan deze plant allerlei wondere eigenschappen toeschreven. Het oudste is de Liber de vetonica, een korte, laat-klassieke tekst, geschreven door Antonius Musa (E. Howald en H.E. Sigerist (eds.), Antonius Musa, De Herba Vetonica Liber, Pseudo-Apuleius, Herbarius, anonymus, De Taxone Liber, Sextus Placitus, Liber Medicinae ex Animalibus (Leipzig, Berlin, 1927, Corpus Medicorum Latinorum IV).
Men zie ook Agi Lindgren, Ein Stockholmer Mittelniederdeutsches Arzneibuch aus der zweiten Hälfte des 15. Jahrhunderts (Acta Universitatis Stockholmiensis 5, Stockholm 1967), p. 75, en W.L. Wardale, ‘The Excerpta Ipocratis vnde Bartholomei of Göttingen Ms. Hist. Nat. 51’, Niederdeutsche Mitteilungen X (1954), 5-22, vooral 8-10.
Men vgl. ook 45, 50, 77 en MGR 1312.
| |
342.
Er is enige overeenkomst met 736. Men vgl. ook MGR 544, 546 en De Vr. 300.
| |
| |
| |
343.
Er is een sterke overeenkomst met MGR 1225 waar echter niet toegevoegd wordt al so die ghene scriuen diet gheproeft hebben.
| |
344.
Men vergelijke 59 en 60 en de aldaar gegeven verwijzingen.
| |
345.
Sterk verwant is 1143 waar echter weder staet en niet ontstaet voorkomt.
| |
346.
Wat uitvoeriger is 404. Men vgl. ook 973 en MGR 572. Sterk verwant is MGR 1170.
| |
347.
Komt overeen met de eerste helft van 440 en met MGR 1217.
| |
348.
Dit recept komt overeen met de tweede helft van 440.
| |
349.
Komt overeen met MGR 1169 waar echter toegevoegd wordt dat dit water 's avonds gedronken dient te worden. Bijna identiek is MGR 1229.
| |
| |
353.
Men vgl. De Vr. 412.
| |
| |
356.
Er is een sterke overeenkomst met 436, 441 en MGR 1231.
| |
357.
Er is een sterke verwantschap met 442 waar echter Plinnus en niet plinius, een wiis man staat. Plinius vindt men niet vermeld in het overigens nauw verwante MGR 1232.
| |
358.
Nauw verwant is 1088.
| |
359.
Sterk gelijkend is MGR 1234.
| |
| |
361-365.
Men vgl. L.J. Vandewiele, Circa Instans, pp. 44-46 en idem, Op. cit., II Herbarijs, no 13.
| |
361.
Het gebruik van look tegen hoest komt niet voor in de nochtans uitvoerige opsomming van de eigenschappen van deze plant in MGR 492.
| |
362.
Het gebruik van look tegen ‘twater’ komt eveneens voor in MGR 492. Er is een grote overeenkomst met De Vr. 165:
Loec gestaampt ende hute ghetempert met melke es goet gheten of ghedronken jeghen ydropike.
| |
| |
| |
363.
Er is een grote overeenkomst met De Vr. 162:
Loec ghestampt ende hute ghetempert met aysine ende dicwile gheten, dat doot de worme ende gheneest de steecte in de siden.
| |
364.
Het gebruik van look tegen geelzucht komt niet voor bij de eigenschappen van deze plant in MGR 492. Sterk gelijkend is De Vr. 163:
Loec ende coriandre te samen ghestampt ende hute ghetempert met wine alse een dinne dranc ende also ghedronken, gheneest de gelsocht ende die harde van den lichame.
| |
365.
Men vgl. MGR 492. Er is een sterke overeenkomst met De Vr. 167:
Loec es goet gheten nuchtren den ghenen die gaen achter lande, jeghen de quade immuren die de menschen groyen van quaden borne, ende van onganser spisen ende van dranke.
| |
366-370.
Deze groep recepten is wellicht geëxcerpeerd uit de Circa instans van Platearius.
| |
367.
Men vgl. De Vr. 65 en 190.
| |
371-373.
Men vgl. MGR 1276 en vooral 1375. Ook L.J. Vandewiele, Op. cit., II Herbarijs, no 97.
| |
371.
Gelijkend is MGR 43.
| |
373.
Men vgl. het veel beknoptere 1056, MGR 1046, 1080. Nauw verwant is MGR 1277. Men vgl. ook MGR 1298, 1375 en De Vr. 242.
| |
374.
Dit recept lijkt gebaseerd op de Circa Instans van Platearius.
| |
376.
Dit recept komt overeen met de eerste helft van MGR 867. Men vgl. ook De Vr. 368.
| |
377.
Enige verwantschap vertoont MGR 231.
| |
380-381.
Men vgl. MGR 1299 en 1300.
| |
383-386.
Men vlg. L.J. Vandewiele, Op. cit., II Herbarijs, no 119.
| |
386.
Verwant is MGR 1212.
| |
387.
Men vgl. L.J. Vandewiele, Op. cit., II Herbarijs, no 83 en idem, Circa Instans, pp. 156-159.
| |
388.
Men vgl. 129 en MGR 1213 en 1350. Ook L.J. Vandewiele, Op. cit., II Herbarijs, no 110 en idem, Circa Instans, pp. 174-176.
| |
| |
| |
398.
Op de laatste zin na komt dit recept overeen met 231. Men vgl. ook MGR 876, laatste zin.
| |
401.
op taflen doelt wellicht op de presentatie van de suker rosaet: de suike wordt in de vorm van een tafel of brood gevormd.
| |
404.
Wat beknopter is 346 en MGR 1170. Men vgl. ook 973 en MGR 572.
| |
406.
Er is een grote overeenstemming tussen een deel van dit recept en 52. Sterke overeenkomst is er ook met MGR 557 waar echter toch alleen de inander van .j. kiekine vermeld wordt; dit is ook het geval voor MGR 1146 waar bovendien van de longhen van een scape niet gesproken wordt; dit laatste alleen treft men aan in MGR 1138.
| |
407.
Iets minder uitvoerig is 120.
| |
408.
Er is een sterke overeenkomst met 424 en met MGR 558. In 128 wordt honts smeere gebruikt.
| |
410.
Sterk gelijkend is MGR 991.
| |
411.
Enige overeenkomst valt te noteren met MGR 998 en met het laatste middel dat in MGR 861 genoemd wordt. Men vgl. ook MGR 979.
| |
413.
die meesters zijn de meesters van Parijs, zoals blijkt uit de parallelle versie die voorkomt in het Utrechts Artsenijboek (J.H. Gallée, ‘Mittelniederdeutsches Arzneibuch’, Jb. d. Vereins f. nd. Sprachforschung XV (1889), 145). Deze tekst wordt aangehaald in de aantekening bij MGR 344. Men vgl. ook MGR 345.
| |
414.
Sterk gelijkend is MGR 514. Men zie ook de aantekening bij dit nummer.
| |
415.
Minder uitvoerig is 139, 925 en MGR 280. Men vgl. ook MGR 508.
| |
416.
Er is enige overeenkomst met het veel beknoptere 1071.
| |
417.
Veel beknopter is 995. Men vgl. ook MGR 937, 1000, 1208 en De Vr. 60 en 372.
| |
418.
Er is een grote overeenkomst met 961.
| |
419.
Komt overeen met een gedeelte van 341. Men vgl. eveneens MGR 400, 402 en 1316.
| |
420.
Longi(n)us is volgens een apocrief evangelie de naam van de Romeinse soldaat die Christus aan het kruis met zijn speer de zijde doorboorde.
| |
| |
De zg. Longinus-zegen komt veelvuldig voor in de middeleeuwen en in latere eeuwen. Men zie W. Braekman, ‘Middelnederlandse Bezweringsformulieren en Toverdranken’, VMKVA (1963), 292, no 18 en de aantekening bij dit nummer; J. Van Haver, Nederlandse Incantatieliteratuur (K.V.A. Gent, 1964) pp. 459-460; I. Hampp, Beschwörung, Segen, Gebet (Stuttgart, 1961), pp. 201-205.
| |
421.
Hetzelfde recept komt voor in 182 en in MGR 325.
| |
423.
venenden betekent ‘venijnden’, vergiftigde; spat van bijvoet is duister.
| |
424.
Dit nummer komt sterk overeen met 408 en MGR 558. In 428 wordt echter honts smeere gebruikt in plaats van varkensvet.
| |
425.
Er is een grote overeenkomst met 1029.
| |
426.
Hetzelfde recept als 310, waar echter kunelen in plaats van caneel staat. In 898 staat cannel.
| |
427.
Dit recept komt overeen met de eerste helft van 140 en met MGR 167 en 1195.
| |
429.
Dit recept komt overeen met de laatste zin uit 316.
| |
430.
Er is een grote gelijkenis met 996, ook met MGR 641 en 911.
| |
431.
die den lichaem heft betekent wel die het lichaem ‘licht’ heeft, d.i. die diarree heeft.
| |
432.
Door vergelijking met het sterk gelijkende MGR 55 blijkt dat himszaet corrupt is voor liinszaet.
| |
433.
Zogoed als hetzelfde recept vindt men in 323.
| |
434.
Men vgl. MGR 563 en het derde middel aangegeven in MGR 856.
| |
436.
Er is een grote gelijkenis met 336, 441, en MGR 1231.
| |
437.
Er is een zeer grote overeenkomst met MGR 595. Men zie ook de aantekening bij dit nummer.
| |
440.
De eerste helft van dit nummer komt overeen met 347 en met MGR 1227; de tweede helft met 348.
| |
441.
Er is een sterke gelijkenis met 356, 436 en met MGR 1231.
| |
| |
| |
442.
Er is een sterke verwantschap met 357, waar echter niet Plinnus maar plinius, een wiis man staat. De autoriteit van Plinius wordt niet vermeld in het overigens sterk gelijkende MGR 1232.
| |
443.
Alhoewel 62 niet voor een gekloven tong goed is, maar voor een ‘tonghe ru oft scaerp’, is de overeenstemming met dit nummer treffend.
| |
444.
Er is een grote overeenkomst tussen dit recept en 234 en MGR 1219.
| |
445.
De inhoud is dezelfde als in 211, 746, MGR 244, 564, 1010 en 1193.
| |
| |
449.
Wat uitvoeriger komt dit recept voor in 152. Hetzelfde recept vindt men ook in MGR 178 en 1200.
| |
452.
Komt sterk overeen met MGR 347, eerste helft. Men vgl. ook 670 en 775. Zie ook de aantekening bij MGR 347 en 347-377.
| |
453.
Komt sterk overeen met MGR 347, tweede helft. Men vgl. ook 670 en 775. Zie ook de aantekening bij MGR 347 en 347-377.
| |
454.
Er is een sterke overeenkomst met MGR 348, waar echter op het einde enkele gegevens schijnbaar ontbreken; deze gegevens vindt men daar terug in het volgende nummer. Men vgl. ook 670 en 775 en de aantekening bij MGR 348. Zie ook de voorgaande aantekeningen.
| |
455.
Men vgl. MGR 350, waar op het einde nog ende alrehande drope toegevoegd is. Zie ook de aantekening bij dit nummer. Men vgl. ook 466, 670, 775 en 1246.
| |
456.
Komt overeen met MGR 351; zie ook de aantekening hierbij. Men vgl. ook 670 en 775.
| |
457.
Komt overeen met MGR 352; zie ook de aantekening hierbij. Men vgl. ook 670 en 775.
| |
458.
Komt overeen met MGR 353 en een deel van 722. Zie ook de aantekening bij het eerstgenoemde nummer.
| |
459.
Komt overeen met MGR 354 en met een deel van 722. Zie ook de aantekening bij het eerstgenoemde nummer.
| |
460.
Er is enige gelijkenis met MGR 356 en een deel van 722. Zie de aantekening bij het eerstgenoemde nummer.
| |
| |
| |
461.
Komt overeen met MGR 357 en een deel van 722. Zie de aantekening bij het eerstgenoemde nummer.
| |
462.
Komt overeen met MGR 358 en een deel van 722. Zie ook de aantekening bij het eerstgenoemde nummer.
| |
463.
Het grootste gedeelte komt overeen met MGR 359; zie de aantekening bij dit nummer. Men vgl. ook 723 en 774.
| |
464.
Het recept komt overeen met MGR 360 dat wat breedsprakiger is; zie ook de aantekening bij dit nummer. Men vgl. ook 723 en 774.
| |
565.
Komt overeen met MGR 363; zie ook de aantekening bij dit nummer. Men vgl. 723 en 774.
| |
466.
Komt overeen met MGR 364; zie ook de aantekening bij dit nummer. Men vgl. ook 723 en 774.
| |
467.
Men vgl. MGR 371-374; zie ook de aantekening bij dit nummer. Komt overeen met het grootste deel van 725.
| |
468.
Komt overeen met het laatste deel van 725.
| |
469.
Komt overeen met MGR 378. Men vgl. ook 726.
| |
470.
Komt overeen met het begin van MGR 379. Men vgl. ook 726.
| |
471.
Komt overeen met een deel van MGR 379. Men vgl. ook 726.
| |
472.
Komt overeen met MGR 380. Men vgl. ook 726.
| |
473.
Komt overeen met MGR 381. Men vgl. ook 726.
| |
474.
Komt overeen met MGR 382 waar speder colle wel corrupt is voor peterceli.
| |
475.
Komt overeen met MGR 383 en 384.
| |
476.
Komt overeen met MGR 385.
| |
477.
Komt overeen met MGR 388; zie ook de aantekening bij dit nummer. Men vgl. ook 714, 715 en 769.
| |
478.
Komt overeen met MGR 395, waar echter staat gheconformeert van
| |
| |
.lxviij. virtuten. De laatste woorden van het recept vindt men in MGR 396 terug; na der leker luder maniere: de leken zijn de niet-alchemisten; men vgl. de aantekening bij 480; appolo is de alchemistische naam voor goud.
| |
479.
Komt overeen met MGR 398.
| |
480-482.
Men vgl. 190, MGR 992, 1316 en De Vr. 347.
| |
480.
Komt overeen met MGR 400; ad usus laycorum komt overeen met wat in 478 der leker luder maniere genoemd wordt.
| |
481.
Komt overeen met MGR 402. Uit de vergelijking blijkt dat in 481 wiin corrupt is voor veniin
| |
482.
Komt overeen met MGR 403-405.
| |
483.
Komt overeen met MGR 406. Voor ad usus laycorum vgl. de aantekening bij 478 en 480; viole is een distilleerkolf (cf. Fr. fiole).
| |
484.
Komt overeen met MGR 407 en 408.
| |
485.
Komt overeen met MGR 409.
| |
486.
Komt overeen met MGR 410.
| |
487.
Komt overeen met MGR 411; ganse verwe is gezonde (gelaats) kleur.
| |
488.
Komt overeen met het grootste gedeelte van MGR 412 en 413, waar de olie echter rubria en niet rubera geheten wordt.
| |
489.
Komt overeen met het einde van MGR 412, waar echter nog ter in accessu toegevoegd wordt.
| |
490.
Komt overeen met MGR 414, waar echter op het einde nog een paar woorden werden toegevoegd.
| |
491.
Komt overeen met MGR 416.
| |
492.
Komt overeen met de olium basmana in De Vr. 123 en 124.
| |
493.
Komt voor het grootste gedeelte overeen met De Vr. 125 en 126.
| |
510.
De afkorting lb. staat voor het gewicht libra, pond.
| |
513.
Het symbool Æ· betekent drachma, d.i. 3 skrupel, 72 grein of 4 gram.
| |
| |
| |
515.
Hetzelfde recept komt ook voor in 224 en 518.
| |
518.
Hetzelfde recept komt eveneens voor in 224 en 515.
| |
535.
.j. sten souts: een steen is een gewicht voor vaste stoffen.
| |
536.
resen to merck: reizen naar de markt.
| |
537.
Op het einde zijn na .iiij. de woorden deel ponts asse vergeten, zoals blijkt uit wat in het recept voorafgaat.
| |
539.
een menghel is een vochtmaat, gewoonlijk twee pinten.
| |
546.
rede: gereed (cf. Eng. ready).
| |
555.
gheuerwende is wel een schrijffout voor gheuerwede, geverfde; den: die of dan.
| |
568.
Men vgl. 22 en MGR 164: deze beide recepten zijn veel eenvoudiger en minder gedetailleerd. Men zie ook de aantekeningen bij MGR 164. panne: pen, pluim.
| |
| |
575.
scriuen op wolle laken myt formen: wollen laken bedrukken met vormen waarop een tekening aangebracht is.
| |
580.
Naar Dr. Apoth. L.J. Vandewiele zo vriendelijk was mij mee te delen is het ‘pulvis regine’ een formule die in onze streken zeer bekend is geweest. Hij schrijft mij: ‘Het is een lange formule, die terug te vinden is o.a. in Pharmacopoeia Bruxellensis (1641), Antidotarium Gandavensi (1652), Pharmacia Galeno-chymica Antverpsiensis (1660), enz.: “lapillos e renibus et vescia expellit”. De gereduceerde formule uit de Antwerpse farmakopee toont veel gelijkenis met de formule 1351 uit uw Mnl. recepten’.
Uit vergelijking blijkt dat de overeenkomst van 580 met MGR 1351 zeer gering is: er waren in de middeleeuwen blijkbaar verschillende formules in omloop voor de bereiding van dit koninginnepoeder. Voor de door Vandewiele vermelde farmokopeeën zie W.F. Daems, L.J. Vandewiele, Noord- en Zuidnederlandse Stedelijke Pharmacopeeën (Mortsel bij Antwerpen, 1955). Het poeder werd ‘koninginnepoeder’ genoemd omdat het gebruikt werd door de koningin-moeder van Hendrik III, koning van Frankrijk.
| |
588.
Men vgl. MGR 1128; steen kalker: steenkalk, ongebluste kalk.
| |
589.
cob is wellicht sop, sap.
| |
| |
| |
603.
merck of marca is een gewicht, ter grootte van een half pond.
| |
627.
Deze remedie tegen het betoveren van melk, is een interessante tekst die enigszins herinnert aan no 20, 21 en 22 uit handschrift 697 van de Gentse Universiteitsbibliotheek, uitgegeven door W. Braekman, VMKVA (1963), 275-386. Deze werkwijze is een belangrijke aanwinst voor de praktijken die bij betoverde melk in gebruik waren.
| |
629.
Men vergelijke voor dit recept W. Braekman, ‘“Vander Hulpen des Ghebrecs des Wiins”. Een onbekend Middelnederlands Wijntractaat uit de vijftiende Eeuw’, in: G. Keil, R. Rudolf, etc. (eds.), Fachliteratur des Mittelalters. Festschrift für Gerhard Eis (Stuttgart, 1968), pp. 177-204; op p. 188 leest men in no 13:
Omme wiin te houden gans, ymmermeer claer ende versch, sonder argen ende sonder lancheden.
Recipe i hantvol roder wiinkernellen, i hantvol weetachen, ende i. hantvol erweten, ende i hantvol potsceruen scoen ghedweghen ende ghewreuen ende daer in ghedaen, ende latent rusten.
| |
632.
Het teken l staat voor het gewicht dat in andere recepten voluit loot geschreven staat.
| |
637.
Men vgl. voor deze tekst G. Eis, Forschungen zur Fachproza (Bern und München, 1971), pp. 219-222.
| |
639.
De translatio martini wordt gevierd op 11 november.
| |
645.
krame is hier wel bevalling: poeder dat de bevalling bevordert.
| |
649.
sausicken: sauskom (cf. Fr. saucier).
| |
650.
Men vgl. 662 waar dit Brugse compost met de algemene naam Vlaams compost aangeduid wordt.
| |
660.
Het woord dat in ditzelfde recept op drie verschillende manieren gespeld wordt als ruysen, rosen en rusen is blijkbaar suikergoed, bereid uit gekookte en ingedikte suiker. Het woord is mij niet van elders bekend.
| |
662.
Wat de inhoud betreft is dit recept voor een Vlaams compost gelijk aan 650, waar het meer precies Brugs compost genoemd wordt.
| |
663.
als vorscreuen staet van queden cruyt is een verwijzing naar 649.
| |
664-665.
Andere recepten om clareit, een kruidenwijn (cf. E. Alanne, Der Ursprung und die Entwicklung der niederländischen Weinbauterminologie
| |
| |
MSNH XXV (1961), no 1, p. 36) te maken, vindt men in W. Braekman, ‘Vander Hulpen des Ghebrecs des Wiins’, no 36, 38 en 39. Ook in E. Cockx-Indestege, Op. cit., p. 224, 225, 226, 228 en 229, en in W.F. Daems, ‘Die Clareit- und Ypocrasrezepte...’, pp. 205-224.
| |
666.
Dit recept is sterk verschillend van 189. Er is grotere overeenkomst met 223 en 667-668. Zie de aantekening bij deze nummers.
| |
667-668.
Deze recepten zijn sterk verschillend van de veel eenvoudiger methode beschreven in 189. Er is grotere overeenkomst met 666. Sterk verwant is 223 (zie ook de aantekening bij dit laatste nummer). Het einde van 667 Item distillirt toermentille... behoort niet tot het aqua vitae traktaatje. In 668 is de passage vertert worde van enich schoenheit voer oer doet het woord schoenheit wel corrupt voor boesheit of iets dergelijks.
| |
669.
Er is een grote overeenkomst met MGR 390 en 391.
| |
670.
Dit uitvoerig ‘recept’ kan men vergelijken met 452 tot 457 en met MGR 347 tot 352.
| |
671.
Er is een grote overeenkomst met MGR 383-385.
| |
673.
Er is een grote gelijkenis met De Vr. 415.
| |
687.
Men vgl. De Vr. 305.
| |
688.
Er is een grote gelijkenis met 719 en 772.
| |
689.
Het feest Assumptionis marie, O.L. Vrouw ten Hemel Opneming, wordt gevierd op 15 augustus, en de nativitas marie, de Geboorte van Maria, op 8 september.
| |
693.
Men vgl. De Vr. 182.
| |
| |
703.
Dit recept is zogoed als identiek met 748; sunte Johannes auent is de vooravond van 24 juni, het feest van Johannes de Doper.
| |
707.
Eenvoudiger is het gelijkend 747.
| |
714.
Men vgl. MGR 388 en 389; ook 477, 715, 769 en De Vr. 414.
| |
717.
Lichtjes verkort komt dit recept ook voor in 771. Men vgl. ook het einde van MGR 889.
| |
| |
| |
719.
Er is grote gelijkenis met 688 en 772.
| |
720.
Het begin van dit recept komt overeen met 773.
| |
721.
Men vergelijke W. Braekman, VMKVA (1963), no 71, p. 312 en de aantekening daarbij.
| |
722.
Dit nummer komt overeen met de groep recepten in de nrs. 458 tot en met 462. Men vgl ook MGR 353-358.
| |
723.
Men vgl. 463-466 en 744, alsook MGR 361-364.
| |
724.
Er is een grote gelijkenis met MGR 365. Zie ook de aantekening bij dit nummer. In 57 wordt eveneens as van zwaluwjongen gebruikt, doch dit laatste recept is veel eenvoudiger en volkser.
| |
725.
Men vgl. MGR 371-374. De inhoud van dit recept is ook het begin van 776.
| |
726.
Men vgl. 469-473 en MGR 378-381.
| |
729.
Men vgl. MGR 1017. Is sterk verwant met De Vr. 416:
Water van termentille, of cremorse, of groet duvelsbete: nemt de wortele ende de bladre ende de bloumen van termentillen, die stampt ontwe ende daer af maecht water. dit water .ix. daghe ghedronken ghenest dat witte ende dat brune ende dat roede op die oghe, ende oec den erbrant, ende verlicht den lachame van menegher sake, ende verclaert die sie boven allen watren. et stelpt dat roede minnesoen, ende ghenest den rede van allen daghe ende van anderen daghe, ende die quaerteinne, diet vier daghe dronke. so doet oec wonden binnen ende buten: het comt ter wonden ut ghelopen ende doet also ghenesen. so doet oec kanker, ende tfestel, en mormael, en tseter, apostomen, ser borste, ser veden, arketike die niet verhaut en es, en spene. et confortert di maghe ende sterc die levere, die burst, die niere, die condute van der orrinen van hare oplacien, ende verlicht recht den mensche van sire mesquame, ghelic enen mensce die verladen es ende hem en mensce te helpen comt.
| |
730.
Is nauw verwant met De Vr. 415:
Aqua consolide majoris dat heet na die groete consoude, ende et sin metelievenen. nem die bloumen van den metelieven, di stamp ende maecter af water: et es goet, het helt wonden buten en binnen; so doet oec te broken benen, alrande ser lede, ende dat ansichte daer mede ghedweghen ontdoet de huut ende verdrijft plecken ende sproeten en setre. so doet oec roede puste in taensichte ende in wat steden dat es.
| |
| |
| |
731.
Is nauw verwant met De Vr. 410:
Aqua scapiosa, dat es water ghemaect van enen crude scapiosa, ende en ander, heten de mesters dievelsbete. het es sonderlinghe seere goet: et dorhelt de ghelu hut. dit maect men aldus: nemt beede de crude even vele, ende machter af water; het helt alle wonden binnen ende buten, ende comt ten ghaten huut ghelopen. ende adde en meinsche en apostome binnen, oft eneghe rudicheit oft scorfteit, oft verkauteit, droncke hijs .ix. morghenstonden nuchtren, die apostueme ende alle rudicheit souden binnen .ix. daghen huutwartt slaen, ende hutbreken ende ghenesen. ende laghe en gheswel tusschen vel ende vleschs, dronke hijs, et sloughe hute. ende adde en sine vede ser ende gheswollen, dronke hijs ende badene daer in, hi soude ghenesen, so seer en mocht hi niet wesen, al ware hi oec ontsteken.
| |
| |
736.
Er is enige gelijkenis met 342. Men vgl. eveneens MGR 544, 546, 1169, 1229 en De Vr. 300. Sterk gelijkend is De Vr. 412:
Aqua betonie: nem betonie met den bloumen, ende macter af water. dit water, nucheren ghedronken, behoet den mensche al den dach van dronkenscape ende ghenest die oetswere ende die maghe, ende ghenest van vervultheden. so doet oec alle die lede van den licame, ende in die oeghe ghedaen suvertse ende coltse, ende droese, ende coeltse, suvertse ende ghenestse. so doet oec wonden, oude ende nieuwe, binnen ende buten, ende coelt alle mannieren van eten cortse.
| |
739.
tproessen vertoont metathesis van de r: bedoeld is tpoerssen, het persen, de drang.
Het middel om vogels te vangen kan men vergelijken met W. Van Eeghem (ed.), Den Sack der Consten (Brussel, 1957), p. 6 en G. Eis, Forschungen, pp. 265-270.
| |
| |
745.
Sterk verwant is De Vr. 411:
Aqua verbena es sonderlinghe seere goet, want het ghenest stappans die hoeftswere ende het benemt bloet pissen. het doet wel orine maken, ende help der leveren, en der longheren, ende der milten, en der nieren, van der oppilacien. et ghenest wonden binnen ende buten, ende apostemen ende seer oghen ende so doet oec kanker, festel, mormale, cheter, clieren, claporen, seer veden, den brant die verberrent es van watre oft van viere; ende het stelpt bloet commende ut allen den steden van den lachame.
| |
746.
Wat beknopter van formulering is 211 en 445, MGR 244, 564, 1010 en 1193.
| |
747.
Een ingewikkelde versie treft men aan in 707.
| |
| |
| |
748.
Zogoed als identiek met 703.
| |
749.
Het gebruik van ysope komt ook voor in 106, 878 en De Vr. 487. Er is een grote overeenkomst met MGR 655, minder met MGR 737g, 1008, 1063 en 1186.
| |
751.
Men vgl. MGR 432-440.
| |
| |
756.
Men vgl. MGR 111 en 495.
| |
| |
763.
Men vgl. De Vr. 303, MGR 112, 1225 en vooral 1316.
| |
766.
De eigenschap beschreven in de laatste zin gelijkt sterk op die bij W. Braekman, VMKVA (1963), no 64 en 65.
| |
767.
Men vgl. MGR 930, de tweede helft van MGR 954, 1353, De Vr. 57 en 346.
| |
768.
Men vgl. MGR 1186 en vooral 446 en De Vr. 1 en 273.
| |
769.
Men vgl. MGR 388 en 389; ook 477, 714 en 715, De Vr. 414.
| |
770.
bloet ende stellirt ys: bloeit en vol stervormige bloemen staat.
| |
771.
Wat uitvoeriger treft men dit recept ook aan in 717. Men vgl. ook het einde van MGR 889.
| |
772.
Dit recept stemt sterk overeen met 688 en 719; dit laatste is wat uitvoeriger.
| |
773.
Veel uitvoeriger is het verwante 720.
| |
774.
De gegevens in dit nummer vindt men terug in 463-466 en in MGR 361-364. Men vgl. ook 723.
| |
775.
Men vergelijke 452 tot 457, 466, 670 en 1246; ook met MGR 347 tot 352.
| |
776.
Dit recept stemt overeen met de eerste helft van 725 en met MGR 371-373; men vgl. ook de aantekeningen bij deze nummers.
| |
| |
| |
778.
Er is enige verwantschap met De Vr. 272:
Jeghen witte water van den oeghen te doene: neemt de sleen vanden haghedoerne, ende stampse wel te sticken; wringhet sap hute ende neemt eene vedere, ende drupet in hu oeghe.
| |
780.
Men vgl. MGR 754 en 798.
| |
781.
Men vgl. het kortere MGR 869.
| |
782.
Dit recept vertoont enige verwantschap met 752.
| |
785.
tondeswer is wel wat in 789 als hondes smere voorkomt.
| |
790.
Sterk verwant zijn 976 en MGR 577.
| |
792.
Er is een sterke verwantschap met 977 en MGR 216.
| |
793.
Sterk gelijkend is MGR 585, waar echter hazel bladen in plaats van hasel noten blade en wasse i.pl.v. roden was staat.
| |
794.
Men vgl. 142 waar men voor pallipodium het woord polipodie aantreft. MGR 974 en 1196 hebben echter polipodium.
| |
797.
Unguentum agrippa is een zalf die aldus genoemd werd naar Herodes Agrippa, koning der Joden. Deze maakte er gebruik van, als men een oude traditie mag geloven. Een sterk gelijkend recept voor deze zalf vindt men in W.S. Van den Berg, Eene Middelnederlandsche Vertaling van het Antidotarium Nicolai (Leiden, 1917), pp. 168-170.
| |
| |
802.
Er is een sterke verwantschap met MGR 527.
| |
803.
Dit recept is nauw verwant met MGR 526.
| |
804.
Er is een grote overeenkomst met 327 en met een gedeelte van 175.
| |
805.
Er is een sterke overeenkomst met 241 en met MGR 676.
| |
807.
Er is enige gelijkenis met MGR 1034.
| |
808.
Dit recept stemt overeen met het tweede deel van 133 en met MGR 528.
| |
810.
Er is enige gelijkenis met een deel van MGR 1366. Men vgl. ook de aantekening bij dit nummer en MGR 1020 en 1368.
| |
| |
| |
814.
Nummer 246 is wat uitvoeriger.
| |
821.
Er is enige gelijkenis met MGR 1127.
| |
825.
Er is een sterke overeenkomst met MGR 543 en 870; men zie ook de aantekening bij het eerstgenoemde nummer.
| |
826.
Er is een opvallende gelijkenis met De Vr. 270:
Jeghen bloedeghe oeghen, neemt wijfsmelc of tevemelc; doe dat in din oeghe als ghi slapen gaet.
Men vgl. ook MGR 867.
| |
827.
Er is enige gelijkenis met MGR 778. In het langere MGR 1177 staat alsen voor aels gal.
| |
830.
Er is sterke gelijkenis met 832.
| |
831.
Men vgl. het verwante De Vr. 578:
Die galle van der pertrisen gheweghen jeghen onech, claert die oeghen.
| |
832.
Er is een grote gelijkenis met 830.
| |
834.
Dit recept is nauw verwant met De Vr. 271:
Jeghen dogheevel, neemt honich ende ghetenmelc even vele; ende dat doe in din oeghen; hem wert bet.
| |
835.
Er is een sterke gelijkenis met MGR 561. Men vgl. ook MGR 428.
| |
| |
840.
Er is een grote gelijkenis met een deel van MGR 866.
| |
846.
Enige gelijkenis valt te noteren met MGR 866 en 871.
| |
850.
Er is enige gelijkenis met De Vr. 338, doch een veel grotere met MGR 1295.
| |
852.
Er is zogoed als gehele overeenkomst met 61. De Vr. 301 heeft een detail meer:
Jeghen donker oeghen van den hersenen: nem rute, ende doet in een vat met dauwe in meye .ix. daghe; dan salve elkes daghes dijn oeghen.
Zie ook de aantekening bij 61.
| |
853.
Er is een sterke gelijkenis met MGR 661, waar echter .v. hoofde (en niet
| |
| |
zes) dienen gebruikt te worden, met MGR 1107 en en deel van MGR 1284 (waar eveneens gesproken wordt van vijf hoet loecs).
| |
854.
Nauw verwant is dit recept met het voorlaatste middel uit MGR 876. Men vgl. ook MGR 979 en De Vr. 196.
| |
855.
Dit recept is sterk verwant met MGR 662 en met een deel van MGR 1284, waar walbrien blijkbaar corrupt is voor valeriaan.
| |
859.
Zeer sterk verwant zijn MGR 540, 1091 en 1286.
| |
861.
Dit nummer is verwant met MGR 665.
| |
863.
Hetzelfde middel vindt men ook in 89, MGR 1003 en 1175. Verbena alleen komt eveneens voor in MGR 756.
| |
864.
Er is een zeer sterke verwantschap met MGR 757.
| |
873.
Nauw verwant is MGR 654: het woord waset komt in het parallelle recept echter niet voor en blijft duister van betekenis.
| |
876.
Er is grote overeenkomst met 236 en met MGR 671.
| |
877.
Dit recept is sterk verwant met MGR 656, waar blokene en niet stotse... to stucken staat.
| |
878.
Dit recept stemt goed overeen met 106 en met de aqua ysopy in 749. Men vergelijke ook MGR 655, 737 g, 1008, 1063 en De Vr. 487.
| |
879.
Verwant zijn 880 en MGR 657, 999 en 1289.
| |
880.
Zie de aantekening bij het voorgaande nummer.
| |
881.
Sterk verwant is een deel van MGR 483. Men vgl. eveneens MGR 658, 1001 en 1108.
| |
882.
Dit recept vertoont enige verwantschap met het uitvoeriger 338. Er is grote verwantschap met een gedeelte van MGR 483 en met MGR 1109. Men vgl. ook MGR 1221.
| |
883.
Is nauw verwant met een deel van MGR 483, met MGR 1064, 1110 en 1317.
| |
| |
| |
884.
Er is enige verwantschap met De Vr. 480:
Die mensche die vele drinct, gheft hem drinken centorie met watere ghetimpert. het neemt den durst ende purgiert die borst.
| |
886.
Er is enige verwantschap met MGR 132. Men vgl. ook MGR 966.
| |
890.
Sterk verwant zijn MGR 1069 en 1207.
| |
892.
Sterk verwant is MGR 524.
| |
895.
Sterk verwant is 329.
| |
897.
Er is gelijkenis met een deel van MGR 675.
| |
898.
Hetzelfde recept komt voor in 310 en 426.
| |
904.
Er is een grote overeenkomst met MGR 516; uit de vergelijking blijkt dat en wette caseye corrupt is voor een vette pasteye.
| |
907.
Een gelijkaardige prognose vindt men in De Vr. 465 en 466. Ze komt ook voor in W. Van Eeghem (ed.) Den Sack der Consten, p. 9, doch dan omgekeerd wat de interpretatie betreft:
Om te weten als een vrouw swaer gaet met kinde / oft sy een knechtken oft Meysken draecht: Neemt een schotel met schoon water / ende laet daer in druypen Melck van haerder Borste: draecht sy een Knechtken so sal dat Melck drijven opt water / ende dracht sy een Meysken so sal dat Melck te gronde sincken.
| |
| |
913.
Er is een grote gelijkenis met MGR 1102: uit de vergelijking blijkt dat in 913 het eerste woord broot beter door meel kan vervangen worden.
| |
919.
Er is enige gelijkenis met MGR 160. Men vgl. ook De Vr. 60 en 497.
| |
922.
Er is grote gelijkenis met 254 en met het veel bondiger MGR 1245.
| |
923.
Stemt zeer goed overeen met MGR 1155 dat tegen die serpenten of ander worme in de buik gericht is.
| |
924.
Men vgl. MGR 1314 en de aantekening daarbij.
| |
925.
Er is een sterke overeenkomst met 138 en met MGR 280; 415 is wat uitvoeriger. Men vgl. ook MGR 508.
| |
| |
| |
926.
Gelijkt zeer sterk op MGR 950.
| |
928.
Dit recept is nauw verwant met 315.
| |
931.
Men vgl. het uitvoeriger en gedetailleerder 935.
| |
932.
Is nauw verwant met MGR 1055, waar grensing staat i.pl.v. grisinc.
| |
933.
Nummer 280 is wat beknopter. Er is een sterke overeenkomst met MGR 638, 642, de tweede helft van 925. Men vgl. ook De Vr. 2 en 107.
| |
934.
Zeer nauw verwant zijn de wat uitvoeriger MGR 208 en 667; doch de grootste gelijkenis treft men aan in De Vr. 291:
Of neemt gaerwe ende stampt, ende neemt tsop, ende minghet met tarwen bloume, ende maect een couskin ende bact in den hert, ende gheeft hem tetene also heet als hi mach: hi sal ghenesen.
| |
935.
Verwant is het veel eenvoudiger 931.
| |
937.
Er is een grote gelijkenis met De Vr. 4, waar echter tappe i.pl.v. vellekens staat:
Die niet ter camer gaen can, neme saut ende boter even vele ende seem also vele, ende roert in een panne tot dicke wert; laet coelen, dan maect tappe, vinghers lanc, ende steec in hu fondament; houdet met uwen vinger vast in ende sit up een stoel met een gat.
| |
940.
Sterk verwant is MGR 1285.
| |
942.
Men vgl. 1063; er is een grote overeenstemming met MGR 1116.
| |
946.
Het nauw verwante MGR 1213 is wat uitvoeriger.
| |
948.
Sterk verwant zijn MGR 982 en 1148.
| |
949.
Er is grote gelijkenis met het tweede middel aangegeven in MGR 978.
| |
951.
Er is grote gelijkenis met 1173.
| |
953.
Men vgl. het sterk gelijkende MGR 268, waar lanceleyen staat voor lantse.
| |
954.
Er is een sterke overeenkomst met MGR 269. Uit de vergelijking blijkt dat opotare een synoniem (of corrupt?) is voor wilde appeltre. Misschien heeft de scribent appeltre niet begrepen en er opotare van gemaakt.
| |
| |
| |
956.
Er is een grote gelijkenis met MGR 569, waar na mortier nog de restrictie dair nie looc in quam toegevoegd wordt.
| |
957.
Er is een grote overeenstemming met MGR 570.
| |
958.
Men vgl. MGR 741 en 742.
| |
959.
Er is enige verwantschap met MGR 1162.
| |
960.
Dezelfde proef komt voor in 82 en in MGR 571.
| |
961.
Dit recept gelijkt sterk op 418.
| |
965.
In het sterk gelijkende 178 staat .ij. warf de weke; in MGR 333 eenwerff sdaghes en in MGR 556 .ij. werff elx daghes.
| |
966.
Er is een grote overeenkomst met MGR 597.
| |
967.
Uitvoeriger vindt men hetzelfde recept ook in 335.
| |
970.
Groot is de overeenkomst met MGR 326 en 554.
| |
973.
Men vgl. 346 en 404, MGR 572 en 1170.
| |
974.
De eerste helft van dit nummer vertoont sterke gelijkenis met 51 en met MGR 1146. MGR 557 houdt qua inhoud het midden tussen deze twee.
| |
976.
Sterk verwant is 790 en MGR 577.
| |
977.
Er is een grote gelijkenis met 792 en MGR 216.
| |
978.
Er is een grote gelijkenis met MGR 976 en De Vr. 304 waar telkens dust dat wast int riet staat i.pl. v. demste dat int net wast; het duistere net is blijkbaar corrupt voor riet.
| |
980.
Men vgl. de verwante MGR 484 en 629.
| |
983.
Dit recept is nauw verwant met MGR 565 en vooral met De Vr. 36:
Salve te make jeghen wonden: men sal nemen de botten van den popelierbome, ghelesen in den mey, ende ghesoden in botre, so langhe dat so wert groene; dat es goede salve.
Men vgl. ook De Vr. 400.
| |
985.
Er is enige verwantschap met MGR 553, 1011 en 1013.
| |
| |
| |
| |
992.
Er is een sterke overeenstemming met MGR 553, waar echter seniclen i.pl.v. senclen staat (dit laatste is wel corrupt voor sen[i]clen), MGR 1011 met eveneens senickele. Men vgl. ook MGR 1013.
| |
995.
Uitvoeriger is het gelijkaardige recept 417. Men vgl. het einde van MGR 808. Nauw verwant zijn MGR 937 (het begin), 1000 en 1208, ook De Vr. 60 en 372.
| |
996.
De gelijkenis met 430 is groot. Dit is eveneens het geval voor MGR 641 en 911.
| |
997.
Er is een opvallende gelijkenis met MGR 94 en de tweede helft van De Vr. 370:
...Oec es goet die hersene van den hase, ende wrijfse te sticken, ende dan drinc met wine.
| |
1003.
Men vgl. het veel uitvoeriger MGR 1329 en de aantekening daarbij.
| |
1005.
Alleen alant wordt vermeld in het verwante MGR 672.
| |
1006.
Set is een dialektische variant voor sied (kook), zoals blijkt uit het sterk verwante 84 en uit De Vr. 61:
Jeghen kinder die ghescuert sijn, te heelne sonder snijden, men neme vriesewonde ende grafenede, ende sietse in borne met groten walle: ende dan nemse uten borne ende sietse in melke; ende den borne salmen drinken nuchtens, ende de melc navens; ende dit salmen doen .xviij. daghe lanc.
| |
1009.
Er is een grote verwantschap met een deel van MGR 859. Men vgl. ook MGR 783 en 791.
| |
1010.
Er is enige overeenkomst met 1019 en met het veel kortere MGR 968, waar radic staat i.pl.v. redech.
| |
1011.
Men vgl. 243 en een deel van MGR 678.
| |
1016.
Er is een sterke gelijkenis met MGR 1153. Zie ook de aantekening daarbij.
| |
1019.
Er is een sterke gelijkenis met 1010 en met MGR 968.
| |
1029.
De gelijkenis met 425 is opvallend; weni is wel terug te vinden in het volgend woord groet, corrupt voor griec.
| |
| |
| |
1030.
Er is een zekere verwantschap met MGR 858.
| |
1031.
Er is volledige overeenkomst met 55 en met MGR 1149. MGR 562 is wat beknopter doch eveneens nauw verwant.
| |
1032.
Er is een sterke gelijkenis met 332. Voor een paar varianten, zie de aantekening bij dit nummer. groen betekent hier vers. In de titel is verbroetheit een synoniem voor verbrantheit.
| |
1039.
Er is sterke overeenstemming met 36
| |
1048.
Verwant is MGR 993.
| |
1050.
Er is een zeer sterke gelijkenis met MGR 307.
| |
1052.
Er is een grote overeenkomst met MGR 152.
| |
1055.
Wat hier lectu genoemd wordt, komt in het uitvoeriger 144 voor als letuwezaet.
| |
1056.
Veel uitvoeriger zijn 373 en MGR 1277. Nauw verwant is MGR 1046. Men vgl. ook MGR 1298, 1375 en De Vr. 242.
| |
1057.
Dit recept stemt overeen met 269.
| |
1059.
Er is een sterke gelijkenis met een gedeelte van MGR 936 en met De Vr. 314:
Jghen de worten an de handen of in daensichte, neemt een roede slecke, die men int hout vint, ende doese in eenen nieuwen erdenen pot ende sprincse met soute. ende als so es ghesmolten, so salvet daer mede die worten: si sullen vergaen.
| |
1063.
Men vgl. 942 en MGR 1116.
| |
1064.
Nauw verwant is MGR 611.
| |
1065.
Er is nauwe verwantschap met MGR 612.
| |
1066.
Men vgl. 252 en De Vr. 242; wreiken: lees breiken(?)
| |
1071.
Veel uitvoeriger is 416.
| |
1077.
Er is een zekere gelijkenis met een deel van De Vr. 40:
Wildi of doen die sproeten, die een mensche heeft in sijn aensichte, ofte anden live, ofte an de kele, ofte ander lelike vlecken, die men
| |
| |
heeft, die men heet honichmael, so neemt winsteen van witten wine ende die wortelen van witten lelien, ende lubberstekel, ende wortelen van serpentinen ende bakelare ende belrixsaet, ende stoetet dat al te samen in eenen mortier; ende doet in enen pot ende settet derup eene clocke, ende maket also men rosewater doet, ende neemt al dat water dat daer af comt ende neemt dan weitinen meele ende wrive die plecken dermede herde seere .iiij. daghe ofte .iiij.; ende dan so neemt van den vorseiden watre, ende wrivet die stede daer mede; die vlecken sullen verghaen. dit es gheprouft.
| |
1078.
Is bijna identiek met MGR 1291.
| |
1079.
Er is een sterke overeenkomst met 85.
| |
1082.
De betekenis van (Lat.?) inclantour is mij niet duidelijk.
| |
1083.
Men vgl. De Vr. 559 en MGR 177.
| |
1087.
Dit recept is wat korter dan 333 waar echter niet des morghens staat maar des somers.
| |
1088.
Sterk verwant is 358.
| |
| |
1097.
De bedoeling van dit merkwaardig recept is niet zeer duidelijk. Wellicht is dit doel te verstaan wat de kokeler, de ‘kakelaar’, de haan ‘zegt’ als hij kraait. Een ander recept om vogelzang te begrijpen komt voor in W. Braekman, VMKVA (1963), no 5. In Karel ende Elegast spreken de haan en de hond samen, ‘ende seiden dat die coninc stont buten den hove, in haer latijn’ (v. 769). Elegast verstond de dierentaal echter wel:
hi trac een cruut uut enen gate
ende deet binnen sinen mont.
die sulc een hadde, hi verstont
wat hanen crayen ende honden bilen
Het kruid dat Elegast hiertoe gebruikt blijkt volgens dit recept look te zijn!
Het tweede sietste is wellicht een verschrijving, onder invloed van het eerste sietste, voor wetste, d.i. verstaat.
| |
1098.
Er is een sterke gelijkenis met 312 en gedeeltelijk ook met MGR 1220. Men vgl. ook 311.
| |
1099.
De vier meisters waarnaar op het einde van dit zalfrecept verwezen wordt, vindt men genoemd in L.J. Vandewiele, Op. cit. I Liber Magistri Avicenne, no 46; men vgl. ook de aantekening van Vandewiele bij zijn no 45, p. 38.
| |
| |
In de ‘Jonghe Lanfranc’ leest men een recept Om te makene auicenna salue die men heet der xij apostelen salue ofte onguentum veneris... ende hare ghewerken volghen der plaesteren gracia dei majoris... De daar aangegeven bereiding vertoont enige gelijkenis met die in 1099. (Cf. R. Müller, Der ‘Jonghe Lanfranc’ (Altdeutsche Lanfranc-Uebersetzungen I), Diss. Bonn, 1968), pp. 82-83.
| |
1100.
Galenos, de vader van de polyfarmacie, werd geboren te Pergamos in 129 en overleed te Rome op het einde van de eerste eeuw van onze tijdrekening.
Avicenna (980-1037), een van de beroemdste Arabische medische auteurs, verwierf vooral bekendheid door zijn Canon Medicinae.
| |
1101.
Lanfrancus: meester Lanfranc van Milaan was een leerling van Willem van Salicete. Hij vestigde zich te Parijs in 1295 en verwierf er grote vermaardheid. Zijn voornaamste werken zijn de Chirurgia magna en de Chirurgia parva. Men raadplege G. Keil en R. Müller, in: H.H. Eulner, G. Mann, etc. (eds.), Medizingeschichte in unserer Zeit. Festgabe für Edith Heinschkel und Walter Artelt zum 65. Geburtstag (Stuttgart, 1971), pp. 90-110.
| |
1103.
Voor Lanfranc zie 1101.
Theodricus is Thedoricus van Cervia of Borgognoni (1206-1298), de zoon van Hugo de Lucca; hij was bisschop van Cervia en tevens een chirurg van grote vermaardheid.
| |
1106.
Rogerius, ook Roegerijn, Rogerinus of Rogerus van Parma of van Salerno genoemd, leefde in de dertiende eeuw en schreef een Methodus medendi.
| |
1108.
Rasis almansoris: Rhazes, eigenlijk Abu Bakr Muhammed ibn Zakariya al Razi, werd geboren rond 850 te Ray bij Teheran. Zijn hoofdwerken zijn al Hawi (gewoonlijk Continens genoemd) en het Liber medicinalis Almansoris.
Voor Lanfranc en Theodoricus, zie 1103.
| |
1111.
Voor Rogerius zie hierboven bij 1106.
Rolandus, ook Roelant of Rolandinus van Parma geheten, was een leerling van Rogerius; hij schreef een supplement op het werk van zijn leermeester, Libellus de Cyrurgia, ook bekend naar het incipit: Post mundi fabricam.
| |
1114.
Voor Theodricus, zie de aantekening bij 1103.
| |
1115.
Voor Galenos, zie de aantekening bij 1100.
| |
1116.
Avicenna, vooral bekend om zijn Liber canonis (Avicennae liber cano- | |
| |
nis, de medicinis cordialibus, cantica, Venetië, 1555) heette eigenlijk Ibn Sina (980-1037). Hij is de voornaamste vertegenwoordiger van de Arabische geneeskunde en werd gedurende de middeleeuwen even hoog geacht als Galenos.
| |
1117.
Voor Rolandinus, zie de aantekening bij 1111.
| |
1118.
Voor Galenos en Avicenna zie de aantekening bij 1100 en 1116.
| |
1120.
Voor Rogerius zie de aantekening bij 1106 en voor Rolandinus, de aantekening bij 1111.
| |
1122.
Voor Galenos, zie de aantekening bij 1100 en voor Avicenna die bij 1116.
| |
1123.
Ancelmus: volgens 1152 een te Genua geboren en (of) er geleefd hebbend geneesheer. Welke van de verscheidene auteurs van deze naam hier bedoeld is, is mij niet bekend. Wilhelmus van Congemma (Congeinna, Conienniis, Congenie) wordt ook Burgensis genoemd. Over deze geneesheer van de school van Montpellier is zogoed als niets met zekerheid bekend. Hij schreef een Latijns werk over chirurgie in vijf boeken. Men zie R. Ganszyniec, ‘Zur Chirurgie des Wilhelm de Congenis’, Archiv. f. Gesch. der Medizin XIII (1921), 166-170.
| |
1124.
Het unguentum aureum komt ook voor in de oudste gedrukte Latijnse uitgave (1471) van het Antidotarium Nicolai doch niet in het door W.S. Van den Berg samen met de Latijnse tekst uitgegeven Middelnederlandse vertaling (Op. cit., p. 167).
| |
1125.
Men vindt het unguentum fuscum id est nigrum in het Antidotarium Nicolai (W.S. Van den Berg, Op. cit., pp. 181-181) en in de ‘Jonghe Lanfranc’ (R. Müller, Op. cit., pp. 81-82).
| |
1126.
De populierzalven zijn zeer talrijk in de Mnl. receptaria voorhanden. Men vgl. MGR 238, 485, 486, 599, 841 en De Vr. 12, 65, 190, 194, 404, 408 en het Antidotarium Nicolai (W.S. Van den Berg, Op. cit., pp. 168-169).
Vermectuaris dient, zoals blijkt uit vergelijking met het Antidotarium Nicolai, gelezen te worden als vermicularis; dit is volgens Van den Berg te identifiëren als crassula minor, kleine donderbaard (Sedum album L.), doch misschien wel een andere Sedum-soort (zie glossarium).
In plaats van 20 daghe of .xxi. dient men in het Antidotarium Nicolai de botten slechts negen dagen te laten staan.
| |
1127.
Men vgl. het veel kortere recept voor een dorgaende zalve in MGR 582.
| |
| |
| |
1128.
De ingrediënten van deze zalf vindt men voor het grootste deel ook in het unguentum dyaltea-recept in het Antidotarium Nicolai (W.S. Van den Berg, Op. cit., pp. 176-177).
| |
1130.
Voor Almansoris, zie de aantekening bij Rasis in 1108.
| |
1131.
Voor Theodricus, zie de aantekening bij 1103.
Hugo de Lucca, de vader van Theodoricus, werd geboren te Lucca rond het midden van de twaalfde eeuw. Hij was de stadsarts van Bologna, doch heeft, voor zover bekend, geen geschriften nagelaten.
| |
1132.
Voor Galenos, zie de aantekening bij 1100; voor Avicenna bij 1116 en voor Rasis bij 1108.
| |
1133.
Voor Lanfranc zie de aantekening bij 1101.
| |
1134.
Voor Rogerius zie de aantekening bij 1106, voor Rolandus bij 1111.
Albucasis, eigenlijk Abbu-Câsim Chalaf Ben Abbas el Zahrâw, was afkomstig uit Zahra bij Cordova (10o of 11o Eeuw); hij is de auteur van het voornaamste heelkundig werk van de Arabische school.
| |
1135.
Voor Rogerius en Rolandus, zie de voorgaande aantekening; bittenen: bedoeld is bijten (cf. violent in het volgende recept).
| |
1136.
Voor Lanfranc, zie de aantekening bij 1101.
| |
1137.
Voor Rogerius en Rolandus, zie de aantekening respectievelijk bij 1106 en 1111.
| |
1138.
Voor Ancelmus, zie de aantekening bij 1123 en voor Theodoricus bij 1103.
| |
1139.
Voor Lanfranc zie de aantekening bij 1101.
| |
1140.
Voor Galenos zie de aantekening bij 1100 en voor Ancelmus bij 1123.
| |
1141.
Men vgl. MGR 184 en 185.
| |
1143.
Sterk verwant is 345 waar echter ontstaet en niet weder staet voorkomt.
| |
1144.
Men vgl. De Vr. 183. Een unguentum aragon vindt men in het Antidotarium Nicolai (W.S. Van den Berg, Op. cit., pp. 174-175).
| |
1145.
Men vgl. het gelijkaardige MGR 842. Een ander gelijkend recept vindt
| |
| |
men ook in het Antidotarium Nicolai (W.S. Van den Berg, Op. cit., pp. 170-173).
Voor waerpond zie L.J. Vandewiele, ‘“Warpout” uit “Den Plaestere van Jerusalem”’, Pharm. Ts. voor België XL (1963), 37-42, en Idem, Op. cit., I Liber Magistri Avicenne, p. 35.
| |
1147.
Andere sterk verschillende recepten voor een ‘emplastrum Gracia dei maiora’ vindt men in de ‘Jonghe Lanfranc’ (R. Müller, Op. cit., pp. 84-85), en in het ‘Liber Magistri Avicenne’ (L.J. Vandewiele, Op. cit., I Liber Magistri Avicenne, pp. 34-35 en no 42).
| |
1148.
Gewoonlijk onderscheidde men alleen de grote en de kleine ‘Gracia dei’-pleister. Een ‘emplastrum Gracia dei media’ is mij niet van elders bekend. Zie ook no 1153 voor een andere pleister die - volgens de tekst - door sommigen eveneens ‘gracia dei’ genoemd werd.
| |
1149.
Een ander recept voor een pleister geheten ‘Gracia dei minor’ vindt men in de ‘Jonghe Lanfranc’ (R. Müller, Op. cit., p. 84) en L.J. Vandewiele, Op. cit., I Liber Magistri Avicenne, p. 35 en no 42. Voor waerpend zie de aantekening bij 1145.
| |
1150.
Een sterk gelijkend recept vindt men in de ‘Jonghe Lanfranc’ (R. Müller, Op. cit., pp. 83-84) en en L.J. Vandewiele, Op. cit., I Liber Magistri Avicenne, pp. 34-35 en no 41.
| |
115.
Voor Rasis almansorum, zie de aantekening bij 1108.
| |
1152.
Voor Ancelmus van genua, zie de aantekening bij 1123. Deze pleister is mij niet uit andere Mnl. handschriften bekend.
| |
1153.
Merkwaardig in dit recept is de opsomming van een ganse reeks synoniemen voor één en dezelfde pleister, die mij trouwens uit geen ander Mnl. handschrift bekend is. In de titel is in oft crode wel van jericho, het woord wel het Lat. vel d.i. of.
| |
1154.
Er bestaan drie soorten middeleeuwse verzamelingen van recepten, die de naam Nicolaus dragen: de oudste is het Antidotarium van Nicolaus Salernitanus (ca. 1100), verkeerdelijk Nicolaus Praepositus genoemd; de grootste verzameling is die van Nicolaus Myrepsus, ook Alexandrinus genoemd (einde 13o E.), en tenslotte het Dispensatorium and aromaticos van Nicolaus Praepositus (ca. 1500). Omtrent deze drie werken bestond in de middeleeuwen en in de 16o E. een hopeloze verwarring; welke ‘Nicolai’ in dit recept bedoeld is, is dan ook zeer moeilijk te bepalen.
| |
1155.
Voor de vier meesters, zie de aantekening bij 1099.
| |
1156.
Voor Rogerius, zie de aantekening bij 1106 en voor Rolandus die bij 1111.
| |
| |
| |
1157.
Zie de voorgaande aantekening.
| |
| |
1159.
Voor Galenos, zie de aantekening bij 1100.
| |
1160.
Men vgl. het gelijkaardig volgend nummer. Voor de vier meesters, zie de aantekening bij 1099. Betonie van twerse twasschen: de betekenis van twersse is niet duidelijk.
| |
1161.
Men vgl. het voorgaande nummer. Voor Galenos, zie de aantekening bij 1100, en voor Avicenna die bij 1116.
| |
1162.
Voor Ancelmus van Genua, zie de aantekening bij 1123.
| |
1163.
Voor Rogerius, zie de aantekening bij 1106, en voor Rolandus, die bij 1111.
| |
1165.
Voor Lanfranc van Milaan, zie de aantekening bij 1101.
| |
1166.
Voor Rasis, zie de aantekening bij 1108, en voor Theodoricus die bij 1103.
| |
1167.
Voor Ancelmus, zie de aantekening bij 1123, en voor Hugo de Lucca die bij 1131; de bikes Hugonis: uit de boeken van Hugo (?).
| |
1168.
Voor Rasis, zie de aantekening bij 1108, en voor Lanfranc die bij 1101.
| |
1171.
Petrus Saracenus van Jeruzalem, die volgens de tekst in Napels leefde, is misschien te vereenzelvigen met Petrus Neapolitanus (15o E.): cf. L. Thorndike, A History of Magic and Experimental Science (New York, 1934), IV, p. 333.
geelte is een maat voor vloeistoffen.
| |
1172.
Voor de ‘magister’ Petrus Napolitanus, zie de voorgaande aantekening.
| |
1173.
Is nauw verwant met 951.
| |
| |
1181.
Een gedeelte van dit nummer gelijkt op MGR 39.
| |
1192.
Voor Rolandus, zie de aantekening bij 1111.
| |
1193.
Voor Hugo de Lucca, zie de aantekening bij 1131, en door Theodoricus die bij 1103.
| |
| |
| |
1194.
mussilaginen: sap dat uit kruiden in een doek gewrongen wordt (mussilago).
| |
1195.
Een veel korter recept voor een zwarte zalf vindt men in 1125 (zie ook de aantekening bij dit nummer). Dit recept stemt sterk overeen met dat uit de ‘Jonghe Lanfranc’ (R. Müller, Op. cit., pp. 81-82):
Om te maken onginum fuscum, dats zwarte salue, die maect men aldus: Nemt griex pec, dats colofonie, iij oncen, masticis, wieroec, elcx twee en half. Ende men sal malen dese drie gummen wel in eenen mortier, ende dan budelense dore een cleedekin subtijl; hier naer nemt galbanum, serapinum, armoniac, opopenac, elcxs een once, ende dese iij gommen legghet jn warmen wine te weike ofte jn wijn aisijl eenen nacht. Ende hier naer nemt olie uan oliuen een pont, wederin root iij oncen, was ij oncen ende die gummen die gheweict sijn: die salmen op dat uier setten jn eene panne ende latent sieden soe langhe dat den wiin uersoeden si. Dan perset doere een cleet die vulheit hute, dan settet opt uier ende siedent een lettele, der na dan doet of uan den viere ende doeter toe terbentine j pont, ende dat soe settet weder opt uier tote dat die terbentine ghesmolten is. Ende dan siet dore een henpin cleet; dan doet ouer dat vier sieden metten wasse ende metten roete, ende alst wel ghesmolten es, dan doet of ende latent coelen, ende alst es bloet laeu, dan minghet der jn dat uorseit poluer uan der colofonien ende mastic eere ghemalen: dit minghet wel ouer een ende doet jn dine bosse. Dese salue es sere goet op nieuwe wonden ende si maect goet uleesch ende si doet sere wassen ende si doet wonden sere draghen ende etteren.
| |
1196.
Voor Lanfranc van Milaan, zie de aantekening bij 1101.
| |
1197.
gewefrede gumme: betekenis: gewreven, d.i. verpulverd gomhars?
| |
1200.
Voor Rasis, zie de aantekening bij 1108.
| |
1201.
Een sterk gelijkend recept vindt men in 227 en in MGR 618.
| |
1203.
Men vgl. De Vr. 55.
| |
1209.
Dit kleine traktaat over de interpretatie van de kleur van het bloed is een belangrijke aanwinst voor het Mnl. vakproza. Gundolf Keil heeft in zijn ‘Acht Parallelen zu den Blutschau-Texten des Bremer Arzneibuchs. Untersuchungen zur spätmittelalterlichen Hämatoskopie’, Niederdeutsche Mitteilungen XXV (1969), 117-135 en in zijn ‘Zur mittelniederdeutschen Blutschau’, Niederdeutsche Mitteilungen XXVI (1970), 125-128 een aantal gelijkaardige teksten samengebracht. Ons no 1209 vertoont grote gelijkenis met deze traktaten, doch behoudt een heel aparte eigen plaats. Het heeft immers 12 voorschriften, twee meer dan de volledigste door Keil meegedeelde versies. Bovendien bevat iedere kleureninterpretatie bijzonderheden die men tevergeefs in de andere teksten zoekt: b.v. in regel 3 ...dat is van crupender heetse. Ook
| |
| |
de passage waar sprake is over sinte cornelis ongemach (de vallende ziekte of de stuipen).
De enige andere Mnl. versie van dit traktaatje komt voor bij A. Geyl, ‘Un Traité de médecine du quatorzième siècle’, Janus XIV (1909), 354-389; het bevat slechts negen kleureninterpretaties en de volgorde is niet steeds die welke men gewoonlijk aantreft:
Item is dat bloet blau, hy heeft quaet indie mylte. Item schumet dat bloet, hy heeft quaet indie borst. Item is dat bloet groen, hy heeft quaet int herte. Item is dat bloet gheel, hy heeft een quade lever. Item is dat bloet hert ende zwart, dat bloet is to langhe geholden. Item is dat bloet roet ende heeft enen zwarten omrynck gaende, die is gheset totter malaetscap. Item ist zwart ende dryvet daer waeter op, die is gheset totter coertse; meer dryf daer op bloet ende water ghemenghet, die is gheset toe den water te laden. Item ist dat bloet roet ende een luttel waters daer op dryft ende ist claer water, dat is goet bloet.
| |
1210.
Deze tekst is in een wat uitvoeriger versie te vinden bij L.J. Vandewiele, Pharm. Ts. voor België XLI (1964), 79-80. Uit de vergelijking met dit nummer blijkt dat in de eerste zin elken bleeck te lezen is als elre bleeck. Over de grootte van het linker en het rechter oog leest men bij Vandewiele: Dien in sire ziecheit die luchter oge mindert dats vrese. De laatste proef in 1210 is wellicht juister bij Vandewiele overgeleverd:
Nem sinen orine ende gietse savons op netelen. siin se smorgens valu dats vrese. Mer blivense groene dats goet.
Andere Mnl. teksten over de tekenen van de naderende dood vindt men in L.J. Vandewiele, ‘Dit siin .24. tekene der doot die Ypocras met hem dede graven’, Biologisch Jb. Dodonaea XXXII (1964), 393-401.
| |
1215.
Er is nauwe verwantschap met MGR 234.
| |
1218-1220.
Deze drie middelen om liefde te verwekken, hebben als gemeenschappelijk kenmerk dat het hoofdbestanddeel van dierlijke aard is. Ze zijn voor zover mij bekend niet van elders in het Nederlands taalgebied bekend.
| |
1219.
Het kruid en het hart van een kikvors dat onder de mis op het altaar dient gelegd te worden, is een procédé dat ook bij W. Braekman, VMKVA (1963). no 63 voorkomt. Men zie ook L.A.J.W. Baron Sloet, De Dieren in het Germaanse Volksgeloof en Volksgebruik ('s-Gravenhage, 1888), p. 338. Men vgl. ook W. Van Eeghem (ed.), Den Sack der Consten, p. 23:
Item wildy dat v een maget lief hebbe ende volgt v nae: So neemt een lof versche die heeft een hayr in zijn hooft / wie ghy daer mede roert / die heeft de liefde ende volget v nae.
| |
1220.
De betekenis van het woord crage is onzeker: misschien is bedoeld craye, kraai.
|
|