Praeludiën(1902)–P.C. Boutens– Auteursrecht onbekend Inhoudsopgave [De zon is tusschen de wolken zoo zilver] [Neem mijn hand en waak, kind] [De landen liggen zaligwit] [O zon, leer mij uw kussen] [De lichte maan wandelt alleen] [Altijd moogt ge schoon zijn] [O kom niet nader, nader] [Haar hart is een Kind van den Dag] [Nu moet ge wel beminnen willen] [In hooge bergestilte] [Uren laat en later] [O land van bergen, in wat drang] [Uw oogen waren er niet] [De zon heeft alles goedgemaakt] [Nimmer, nimmermeer en] [O, elken dag beginnen] [Ik denk aldoor aan rozen] [Wat hangt ge, een angstig kind] [Hoe werd tot licht diep in uw oogen] [Dat 'k u dit zingen kon] [Nu trilt op oudbekende paden] [Hoe schijnt van avondstrand] [Tusschen dag en nacht] [Die u wel van den hemel weet] [Uit diepen maandenstillen droom] [De dag staat als een maal bereid] [Hoe zullen ooit mijn oogen boeten] [De nacht is bloemestil uit dag gegroeid] [Uit goddlijken gedulde] [Verdonkerd lief, ik heb een] [O arm mijn hart dat maar kunt zingen] [Ook ik was een zoon van koningen] [Dit bleeke huis toen ik er meest] [Toen leek de sneeuw in 't] [Tusschen verlangen en gemis] [Al schoon dat 'k lee] [Dauw en tranen komen] [Vandat gij zijt daarheen verloren] [Wijkt terzij! wijkt terzij] [Op blanke heuvlen woon ik nu] [Op bleekbezonde voeten loopt] [Zoo valt in droeve deerlijke] [De zeilen voor den wind] [Naakt als ziel tot ziel] Beginregels.