Praeludiën(1902)–P.C. Boutens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 115] [p. 115] [De zeilen voor den wind] DE ZEILEN VOOR DEN WIND spreiden zich vleugelwijs. Het schip gaat ongemoeid zijn avondreis Naar roode havenbaak door duisterverre Verstrooide vloten van toplichten, lage sterren. Zwart blikkerwater licht en zingt diep langs de kiel met vocht gebuis, Om 't roerelooze roer sproeisprankt het diamanten gruis. [pagina 116] [p. 116] Wij zitten ieder in zijn stillen hoek Gesloten van elkander. Elk heeft zijn bezoek. In witten weêrschijn van de nachtvergroote zeilen Komt krans oogopen aangezichten met mij wijlen. Zij schrikken of verrassen niet, zoo eigen Zijn zij. Beminde dood- en levenverren komen zwijgen Hun vast uur; allen vinden d'eigen glimlach reede In de vertrouwlijkheid van d' avondvrede. Zij zitten onbeweeglijk, wiegen even maar uiteen, Wanneer van d' overplecht een vragend woord komt treên, [pagina 117] [p. 117] Tot antwoord van mij is gegaan met luchten voet En stappen vriendlijk-onverschillig van gewoontes groet. Vorige Volgende