Praeludiën(1902)–P.C. Boutens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 11] [p. 11] [De lichte maan wandelt alleen] DE LICHTE MAAN wandelt alleen Boven de versch gevallen sneeuw: - Felle, snikkende smarteschreeuw Gesmoord in hel geween. Liefde tot kou verschilferd Daalt haar goudlicht doodverzilverd, Gulden zaad bleekvervroren In de sneeuwvoren. De sneeuw ligt als haar afgeworpen Mantel over de aardedorpen.... O lichte ziel, maar naakt en bevend, Die alles gevend Gestegen zijt zoo licht, zoo licht Boven der menschen gezicht. [pagina 12] [p. 12] O God, te zien zijn weggegeven Koud verstorven, doode leven, En niet met laatst en grootst erbarmen Het kunnen warmen.... Moeten dan al zielekelken Vallen en welken? - Of moet ziel zelf donker verschroeien, Een boom in brand van eigen bloeien? Vorige Volgende