Praeludiën(1902)–P.C. Boutens– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 38] [p. 38] [Nimmer, nimmermeer en] NIMMER, nimmermeer en Kunt gij mij ontgaan. Heb elk oogenbliks begeeren: Wees die witte zwaan, - Blanke baan Lig ik voor u, lange laan Ververspiegelende watertochten Naar mysterieuze schaduwbochten. Alles wat gij wezen moogt Heeft éen ding waarnaar het toogt;... Wees dan wereldweg, - o Altijd vind ik wel dat woord [pagina 39] [p. 39] In zijn schoonheid nooit gehoord, Dat u lokt, zijn schooner echo, Vanwaar ge in onvindbaarheid Schuilemeit. Eeuwig, eeuwigdoor Duur' die onvermoeide jacht; Telkens achter, telkens voor Kruist mijn zilveren uw gulden voor Diep in 't donkre braakland van de Nacht, - En de sterreschijn Dien gij volgt om mij te ontwijken, Zal ik blijken Zelf te zijn. Zoo lokt God een ziel Met Zijn bloemen en Zijn zon, Liefdes zuiver eeuwigmild profiel Aan den horizon, Tot zij zit en zegt: Al wat Gij mij zendt en doet Heb ik bij mij weggelegd, 't Is al schoon en goed, [pagina 40] [p. 40] 't Is al goed en schoon, Maar toch eisch ik beter loon; Want al 't goud dat 'k uit Uw dagen delf, Kan mij Maar vermeêren 't Wreed begeeren; Neem mijn leven van mij - Of kom zelf. Vorige Volgende