19. Nu trilt op oudbekende paden, blz. 53.
O arm mijn hart dat maar kunt zingen, blz. 83. O elken dag beginnen, blz. 41. O kom niet nader, nader, blz. 15. O land van bergen, in wat drang naar vreugde, blz. 28. Ook ik was een zoon van Koningen, blz. 85. Op blanke heuvlen woon ik nu, blz. 107. Op bleekbezonde voeten loopt, blz. 109. O zon, leer mij uw kussen, blz. 10.
Toen leek de sneeuw in 't blindendvolle vlokken, blz. 90. Tusschen nacht en dag, blz. 63. Tusschen verlangen en gemis, blz. 93.
Uit diepen maandenstillen droom van u, blz. 67. Uit goddlijken gedulde, blz. 75. Uren laat en later, blz. 25. Uw oogen waren er niet, blz. 33.
Vandat gij zijt daarheen verloren, blz. 103. Verdonkerd lief, ik heb een woord voor u, blz. 78.
Wat hangt ge, een angstig kind, blz. 45. Wijkt terzij, wijkt terzij, blz. 104.
Zoo valt in droeve deerlijke, blz. 113.