Kompleete dichtwerken. Deel 3(1863)–Isaäc da Costa– Auteursrechtvrij Inhoudsopgave Aan de leden der Tweede Klasse van het Koninklijk-Nederlandsche Instituut. By de opening der eerste zitting in 1844. Aan Nederland, in de lente van 1844. Aan den heer Johannes Muller. In het my aangeboden exemplaar van 't vers ‘Aan Nederland’ enz. Feestdronk, ter gelegenheid der echtviering van den hooggeleerden heer J. Bosscha en Vrouwe M.C. Bossevain, Wed. Pauly. In het album van Dr. A. de Vries. Aan Dr. G.E.V. Schneevoogt, met een exemplaar mijner ‘Poezy’ des jaars 1821 en mijner ‘Voorlezingen over de evangelien’ van 1840. Aan Dr. M.J. Verkouteren, met een afbeeldsel van Willem de Clercq. Aan Dr. D.J.A. Arntzenius, met een prachtbijbel By het graf van Mr. Dirk Graaf van Hogendorp, 22 maart 1845. Gedachten by het graf van den twaalfjarigen Hendrik Christiaan Capadose, 28 maart 1845. Aan mijne teder geliefde egade, op haren aandoenlijken verjaardag, den 2den april 1845. Aan Jonkvrouwe W.L. van Loon, by hare echtvereeniging met Jhr. Mr. P.J. Elout van Soeterwoude. Met mijns bboeders Capadose's verhaal van het sterfbed zijns zoons. Aan den heer H. Krieger Schumer, op den gedenkdag zijner vijf en twintig jarige ambtsvervulling. Fragmenten uit het boek van Job. Het lied van Mozes. Hagar. Aan N. Beets, by de terugzending van een van hem geleend kaartje van Haarlems omstreken. Aan mijne lieve egade, op haar verjaardag, invallende op Goeden Vrijdag, 2 april, dezes jaars 1847. Aan vrouwe Aleida Beets, by het afscheid na ons tweede verblijf te Heemstede, in den zomer van 1847. Aan den heer en mevrouw De Marez Oyens-Waller, by hun koperen bruiloft. Aan mevrouw de douairière Van Weede van Dijkveld, geb. Van Lennep, in antwoord op een geschenk van bloemen. Aan mevrouw de douairière Calkoen, geb. Van de Poll, in antwoord op een geschenk van vruchten. Aan een kunstenaar, met een afdruk van mijne ‘Vijf en twintig jaren.’ Wachter! Wat is er van den nacht? Een lied des tijds, voorgedragen in de Hollandsche Maatschappij van Fraaije Kunsten en Wettenschappen, op 13 december 1847. De stem des Heeren. Vier en twintig february 1848. 1648 en 1848. Uitgesproken in de openbare vergadering, der Tweede Klasse van het Koninklijk Nederlandsch Instituut voor Wettenschappen, Letteren, en Schoone Kunsten, op den 25sten april 1848. Aan Royer, in antwoord op zijn treffend geschenk van een borstbeeld van Willem den Eerste. Aan mijn zoon Abraham, bij zijne aanneming tot lid der Waalsche gemeente, met een bijbel. De leeuw uit Juda. Kruislied. Zit aan mijne rechterhand. Hymne. Uit Palestina. Ter gelegenheid der jubel-feestviering van het zendeling-genootschap der Engelsche Episcopale Kerk. Roem der hope. (Gezang CCLXXXIII der Herst. ev. Luth. gemeente). Rouw en trouw. Elizabeth. Aan mijne egade op haar verjaarfeest. Aan Margaretha Elizabeth de Clercq. Ter herinnering aan hare aanneming en bevestiging. Uit Portugal. Ter zilveren bruiloft van den Wel Eerw. Heer J.B.H. Bruinier en vrouwe Bonebakker, met een exemplaar van Messchert's ‘Gouden bruiloft.’ Feestzang ter gelegenheid der viering van het vijftigjarig hoogleeraarsampt van Mr. D.J. van Lennep. Bidden. Bij een afbeelding van het graf van Voltaire. ‘Men roept van Groenlands bergen.’ Aan Israëls verstrooiden. (Toeeigening van het werk: ‘Israel en de volken.’) Ter nagedachtenis van mijn jongen vriend Herman Gildemeester, in drie-en-twintig-jarigen ouderdom van op de haren des oceaans opgenomen in de rust zijns heeren. Aan een vriend mijns zoons, bij zijn vertrek naar een verafgelegen land. Met een bundel poezy. Zendelingslied. By den dood van het jongste kind van onze vrienden Gregory Pierson-Oyens. Ter gedachtenis van Prins Willem Frederik Maurits Alexander Hendrik Karel der Nederlanden. Aan Jonkvrouwe Esther Capadose. Bede. Het woord tot Tyrus. (Ezech. XXVII.) Uit Miltons Verloren paradijs. Aanhef van het dichtstuk. Uit Miltons Verloren paradijs. Des Engels verhaal van de schepping. Uit Homerus Ilias. Het afscheid van Hector. Uit Goethes Torquato Tasso. De aanbieding van des dichters ‘Verlost Jerusalem’ aan den hertog van Ferrara. Uit Goethes Iphigenia in Tauris. De goden der Grieken. Uit Tasso's Verlost Jerusalem. De eerste aanblik der heilige stad. De chaos en het licht. Een halve-eeuws-lied. Aan Dr. K. Gützlaff. Op een afbeeldsel van Bilderdijk in 1787. Gelukwensch aan onze hoog geschatte vrienden den heer J. Bosboom en mejonkvrouwe A.L.G. Toussaint, op den dag hunner echtverbindtenis. David. Stilte. De barre rots. De hulk van staat. Aan Jonkvrouwe E.H. Luden, in antwoord op een aan my gericht vers. Ezechiël. Ecce homo. Aan den weleerwaarden heer P.J.J. Mounier. Met een exemplaar van het dichtwerk ‘Apostelen en profeten.’ Voor Ierland. Slotlied achter de ‘Hesperiden.’ Aan eene jeugdige vriendin, met mijne ‘Politieke: poëzy.’ Ter bruiloftsfeest van G.E. Baron van Asbeck en Jonkvrouwe Caroline van Hogendorp. In den bijbel van een jeugdig echtpaar. Den heer J.A. van Eyken by zijn vertrek naar Elberfeld. In het album der bewaarschool Sophia te Voorburg, Luthers psalmlied. Naar Schotland. Heimwee. Bij het afleggen van uiterlijken rouw over onze onvergetelijke Hanna. Miltons Klinkdicht op den moord der Waldensen Ao. 1656. Iona. Op een afbeeldsel van Prins Willem. Aan Jonkvrouwe Hooft van Vreeland. Aan mijne lieve Francisca, op den 23sten februarij des jaars 1857. Ter echtviering van Mr. Isaäc Capadose en Mejonkvrouwe A.G. van Hoytema. (3 junij 1857.) Ter vijf en twintigjarige echtviering van C.F.J. Baron de Constant Rebecque en J.F. Baronesse d'Ablaing van Giessenburg, op den 12 october 1857. Een gebed voor den ‘heraut.’ Ter verjaring mijner lieve egade op Goeden Vrijdag 2 april 1858. In het album van den weleerw. heer A. Versteegh, beroepen predikant te Nigtevecht, op den dag zelven der tijding van zijne gevaarlijke krankheid. 5 april 1858. De slag by Nieuwpoort. Eene bladzijde uit de geschiedenis van Neerlands roem en grootheid. Aan mijne jongste dochter op den dag harer eerste avondmaalsviering. Een aloud Pinksterlied. Aan eene jeugdige vriendin, in haar album. Gelukwensch aan meester en arbeiders ter drukkerij op het Spaarne, met het ‘imprimatur’ op het laatste blad der kompleete dichtwerken van Bilderdijk, door een corrector. Aan mijne geliefde gade, by de overgave van het laatste deel der kompleete dichtwerken van Bilderdijk. Toelichtingen, behoorende bij de Kompleete Dichtwerken van Da Costa. Overzigt van het leven en de werken des dichters.