Kompleete dichtwerken. Deel 3
(1863)–Isaäc da Costa– Auteursrechtvrij
[pagina 363]
| |
Ter bruiloftsfeest
van G.E. Baron van Asbeck en
| |
[pagina 364]
| |
In den naam des grooten Konings,
Die aan Canaas bruiloftsdisch
In de wondren zijner Godheid
't Allereerst verheerlijkt is;
Die uit water wijn gebiedend
Voor zich zelf den beker kiest,
In wiens diepten zich de diepte
Onzer zondeschuld verliest.
In den naam diens grooten Konings,
Bruîgom zelve van die kerk,
Zijner oogen lust en glorie,
Zijnes Geestes schoonste werk!
In den naam des Heilgen Geestes,
Aan de leden van dat Hoofd
Tot een Raadsman, tot een Leidsman,
Onveranderlijk beloofd,
Èn langs frissche waterbeken,
Waar de palm en ceder tiert,
Èn door 't dal der moerbeîboomen,
Of wen storm en noodweêr giert,
| |
[pagina 365]
| |
Naar een onverganklijk leven,
Waar geen vijand meer belaagt,
En de levensboom van Eden
Louter levensvruchten draagt.
In dien naam dan driemaal heilig,
Driemaal heilig, driemaal goed,
Zij de dag, het feest, de feestdisch
Door ons jubelend begroet!
Zij de beker dien wy heffen,
Dierbaar Echtpaar! u ter eer,
Tot een dankgebed geheiligd
Voor uw heillot van den Heer!
Ja! de Bondsgod van uw vaadren,
Uw Verbondsgod in den doop
Wil de God zijn van uw echtknoop,
Van uw hart, uw sterkte, uw hoop.
God in leven, God in sterven,
Onder 't loflied, onder 't kruis!
‘'k Wil Hem dienen (zegt de Bruîgom),
Met mijn gade, met mijn Huis!’ -
‘Noordwijks rozen mogen blozen
Of verbleeken en vergaan!
| |
[pagina 366]
| |
'k Blijf mijn Egade in die keuze,
(Zegt de Bruid), ter zijde staan!’ -
Moeders, broeder's, zusters, vrienden
Juichen weemoedvol te moê,
Edel Bruidspaar! die gelofte
Met hun Amen! zeegnend toe.
1854. |
|