Kompleete dichtwerken. Deel 3
(1863)–Isaäc da Costa– AuteursrechtvrijI. Da Costa, Da Costa's kompleete dichtwerken. Derde deel. A.C. Kruseman, Haarlem 1863
-
gebruikt exemplaar
exemplaar universiteitsbibliotheek Leiden, signatuur: 1210 D5
algemene opmerkingen
Dit bestand is, behoudens enkele hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van het derde deel van Da Costa's kompleete dichtwerken van Isaäc da Costa, in drie delen, uit 1861, 1862 en 1863.
redactionele ingrepen
p. 476: fout paginanummer in de toelichtingen: p. 130 → p. 131
p. 481: fout paginanummer in de toelichtingen: p. 166 → p. 167
p. 513: tikfout in de toelichtingen: ‘Bldz. 7. 405, v. 9.’ → ‘Bldz. 404, v. 9.’
p. 585: noot 1 heeft geen nootverwijzing in de tekst, door redactie geplaatst
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina's (p. II, 448 en 540) zijn niet opgenomen in de lopende tekst.
[p. I]
DA COSTA'S KOMPLEETE DICHTWERKEN.
[p. III]
DA COSTA'S KOMPLEETE DICHTWERKEN.
derde deel.
HAARLEM, A.C. KRUSEMAN, 1863.
[p. IV]
gedrukt bij gebr. van asperen van der velde.
[p. V]
INHOUD.
Bladz. | |
---|---|
aan de leden der tweede klasse van het koninklijk-nederlandsche instituut. bij de opening der eerste zitting in 1844 | 1. |
aan nederland, in de lente van 1844 | 5. |
aan den heer johannes muller | 14. |
feestdronk, ter gelegenheid der echtviering van den hooggel. heer j. bosscha en vrouwe m.c. boissevain, wed. pauly | 15. |
in het album van dr. a. de vries | 17. |
aan dr. g.e.v. schneevoogt, met een exemplaar mijner ‘poezy’ des jaars 1821 en mijner ‘voorlezingen over de evangelien’ van 1840 | 18. |
aan dr. m.j. verkouteren, met een afbeeldsel van willem de clercq. | 20. |
aan dr. d.j.a. arntzenius, met een prachtbijbel | 21. |
bij het graf van mr. dirk graaf van hogendorp, 22 maart 1845 | 23. |
[p. VI]
Bladz. | |
---|---|
gedachten bij het graf van den twaalfjarigen hendrik christiaan capadose, 28 maart 1845 | 26. |
aan mijne teder geliefde egade, op haren aandoenlijken verjaardag, den 2den april 1845 | 28. |
aan jonkvrouwe w.l. van loon, by hare echtvereeniging met jhr. mr. p.j. elout van soeterwoude | 30. |
aan den heer h. krieger schumer op den gedenkdag zijner vijf en twintig jarige ambtsvervulling | 31. |
fragmenten uit het boek van job | 33. |
het lied van mozes | 45. |
hagar | 50. |
aan n. beets, by de terugzending van een van hem geleend kaartje van haarlems omstreken | 65. |
aan mijne lieve egade, op haar verjaardag, invallende op goeden vrijdag, 2 april, dezes jaars 1847 | 66. |
aan vrouwe aleida beets, bij het afscheid na ons tweede verrlijf te heemstede, in den zomer van 1847 | 68. |
aan den heer en mevrouw de marez oyens-waller, by hun koperen bruiloft | 70. |
aan mevrouw de douairière van weede van dijkveld, geb. van lennep, in antwoord op een geschenk van bloemen | 71. |
aan mevrouw de douairière calkoen, geb. van de poll, in antwoord op een geschenk van vruchten | 72. |
aan een kunstenaar, met een afdruk van mijne ‘vijf en twintig jaren.’ | 73. |
wachter! wat is er van den nacht? | 74. |
de stem des heeren. vier en twintig februarij 1848 | 98. |
1648 en 1848 | 105. |
[p. VII]
Bladz. | |
---|---|
aan royer, in antwoord op zijn treffend geschenk van een borstbeeld van willem den eerste | 125. |
aan mijn zoon abraham, bij zijne aanneming tot lid der waalsche gemeente, met een bijbel | 126. |
de leeuw uit juda. kruislied | 127. |
zit aan mijne rechterhand | 131. |
uit palestina | 151. |
ter gelegenheid der jubelfeestviering van het zendeling-genootschap der engelsche episcopale kerk | 163. |
roem der hope | 167. |
rouw en trouw | 169. |
elizabeth | 176. |
aan mijne egade op haar verjaarfeest | 186. |
aan margaretha elizabeth de clercq. ter herinnering aan hare aanneming en bevestiging | 190. |
uit portugal | 191. |
ter zilveren bruiloft van den weleerw. heer j.b.h. bruinier en vrouwe bonebakker | 207. |
feestzang ter gelegenheid der vie ring van het vijftigjarig hoogleeraarsampt van mr. d.j. van lennep | 208. |
bidden | 216. |
by een afbeelding van het graf van voltaire | 219. |
‘men roept van groenlands bergen.’ | 221. |
aan israëls verstrooiden | 223. |
ter nagedachtenis van mijn jongen vriend herman gildemeester. | 224. |
aan een vriend mijns zoons, bij zijn vertrek naar een verafgelegen land | 225. |
[p. VII]
Bladz. | |
---|---|
zendelingslied | 226. |
by den dood van het jongste kind van onze vrienden gregory pierson-oyens | 228. |
ter gedachtenis van prins willem frederik maurits alexander hendrik karel der nederlanden | 230. |
aan jonkvrouwe esther capadose | 232. |
bede | 234. |
het woord tot tyrus | 235. |
uit miltons verloren paradijs:
aanhef van het dichstuk |
239. |
des engels verhaal van de schepping | 241. |
uit homerus ilias:
het afscheid van hector |
261. |
de klacht van helena by hectors lijk | 264. |
uit goethes torquato tasso. de aanbieding van des dichters ‘verlost jerusalem’ aan den hertog van ferrara | 265. |
uit goethes iphigenia in tauris. de goden der grieken | 273. |
uit tasso's verlost jerusalem. de eerste aanblik der heilige stad. | 276. |
de chaos en het licht. een halve-eeuws-lied. | 280. |
aan dr. k. gutzlaff | 303. |
op een afbeeldsel van bilderdijk in 1787 | 305. |
gelukwensch aan onze hoog geschatte vrienden den heer j. bosboom en mejonkvrouwe a.l.g. toussaint, op den dag hunner echtverbindtenis | 307. |
david | 309. |
stilte | 331. |
de barre rots | 334. |
[p. IX]
Bladz. | |
---|---|
de hulk van staat | 337. |
aan jonkvrouwe e.h. luden, in antwoord op een aan my gericht vers | 342. |
ezechiël | 344. |
ecce homo | 353. |
aan den weleerwaarden heer p.j.j. mounier. met een exemplaar van het dichtwerk ‘apostelen en profeten’ | 356. |
voor ierland | 357. |
slotlied achter de ‘hesperiden.’ | 359. |
aan eene jeugdige vriendin, met mijne ‘politieke poëzy’ | 362. |
ter bruiloftsfeest van g.e. baron van asbeck en jonkvrouwe caroline van hogendorp | 363. |
in den bijbel van een jeugdig echtpaar | 367. |
den heer j.a. van eyken, by zijn vertrek naar elberfeld | 368. |
in het album der bewaarschool sophia te voorburg | 369. |
luthers psalmlied | 370. |
naar schotland | 372. |
heimwee | 374. |
bij het afleggen van uiterlijken rouw over onze onvergetelijke hanna | 376. |
miltons klinkdicht op den moord der waldensen ao. 1656 | 378. |
iona | 379. |
op een afbeeldsel van prins willem | 380. |
aan jonkvrouwe hooft van vreeland | 382. |
aan mijne lieve francisca. op den 23sten februarij des jaars 1857 | 383. |
ter echtviering van mr. isaac capadose en mejonkv. a.g. van hoytema | 384. |
ter vijf en twintigjarige echtviering van c.f.j. baron de constant rebecque en j.f. baronesse d'ablaing van giesenburg | 390. |
[p. X]
Bladz. | |
---|---|
een gebed voor den ‘heraut.’ | 394. |
ter verjaring mijner lieve egade op goeden vrijdag 2 april 1858. | 398. |
in het album van den weleerw. heer a. versteegh. | 400. |
de slag by nieuwpoort. eene bladzijde uit de geschiedenis van neèrlands roem en grootheid. | 401. |
aan mijne jongste dochter op den dag harer eerste avondmaalsviering | 437. |
een aloud pinksterlied | 439. |
aan eene jeugdige vriendin, in haar album. | 441. |
gelukwensch aan meester en arbeiders, ter drukkerij op het spaarne, met het ‘imprimatur’ op het laatste blad der kompleete dichtwerken van bilderdijk, door een corrector | 442. |
aan mijne geliefde gade, by de overgave van het laatste deel der kompleete dichtwerken van bilderdijk | 447. |
TOELICHTINGEN | 449. |
OVERZIGT VAN HET LEVEN EN DE WERKEN DES DICHTERS. | 539. |