Kompleete dichtwerken. Deel 3
(1863)–Isaäc da Costa– Auteursrechtvrij
[pagina 305]
| |
Op een afbeeldsel van Bilderdijk in 1787.aant.Onorate l'altissimo poeta. Geef eer den Strijder, in den vroeg verwoesten bloei
Zijns levens, toen met God en Nassaus recht in 't harte,aant.
Zijn onverschrokkken geest, by 't dreigend stormgeloei,
D' omwentlingsdwinglandij en heel den Eeuwgod tartte.
't Is 't beeld van Bilderdijk, eer Ondank en Geweld
Hem uitwierp van dit strand en prijs gaf aan de baren;aant.
Straks op den moedergrond, hem weder vrijgesteld,
Een krans van smaadheên vlocht voor zijn vergrijsde hairen.aant.
En hy, hy wreekte zich met lauwren, in zijn leed
Gekweekt voor 't Vaderland; ja, met dien oogst van zangen,
Wier onafzienbren schat hy Neêrland erven deed,
Met hoeveel flaauwheid ook door Neêrland vaak ontfangen.
Om al dier zangen wil, om al dier lauwren glans,
| |
[pagina 306]
| |
Vergeeft hem 't ongelijk, zoo in zijn kamp op aarde
Des Dichters vlammend zwaard, zijn afgerichte lans,
Zijn scherp gewette pijl, geen hoogheên miste of spaarde
Van drieste willekeur in 't rijk van kunst of taal, -
Van aangematigd recht op ongestaafde glorie, -
Van brallend ongeloof in ijle woordenpraal, -
Van afgoôn op 't gebied van Godsdienst of historie! -
Vergeeft hem 't ongelijk! reeds dekt sints twintig jaar
Het Haarlemsch kerkverwulf zijn afgetobd gebeente.
O! spreek' geen vreemdling, spreek' geen nageslacht aldaar,
Met weemoed stilgestaan by zuil en grafgesteente,
Dees strenge erinnring uit, der dooden recht ten zoen:
‘Op Dante tot der dood stiefmoederlijk verbolgen,
Kwam by zijns Dichters lijk Florence boete doen; -aant.
Maar Bilderdijk ontsliep, en Neêrlaad bleef vervolgen.’aant.
|
|