Kompleete dichtwerken. Deel 3
(1863)–Isaäc da Costa– Auteursrechtvrij
[pagina 384]
| |
Ter echtviering van Mr. Isaäc Capadose en Mejonkvrouwe A.G. van Hoytema. (3 junij 1857.)aant.Nog ruischen ons in 't hart de hooge Pinksterzangen!
En waagt het de aardsche harp die galmen te vervangen
Met toonen, liefde en echt en bruiloftsvreugd gewijd?
't Gaat zamen. Ook de vreugd der aarde heeft haar tijd,
Haar recht, haar heiligheid. De feesttoon, dien wy slaken,
Viert aan deez' huwlijkdisch geen luchtige vermaken,
Uit stof en ijdelheid te zaam geweven, neen!
Maar weldaân van Gods liefde, in doel en oorsprong één.
Was 't geen de Pinkstergaaf bracht aan een lijdende aarde
Niet mede een liefdeband, die volken zamenpaarde
| |
[pagina 385]
| |
Voor eeuwig blijvend heil? En is ook 't bruiloftsfeest
Geen hoogtijd Gods, die hart aan hart, en geest aan geest,
En ziel aan ziel verbindt? tot hooger eind voorzeker
Dan deze wereld kent by 't schuimen van haar beker.
Ja echt- en pinksterfeest zijn aan elkaâr verwant.
In beide spreekt een beeld, in beide ligt een pand,
In beide leeft een kiem van hooger zaligheden,
Dan nog het deel kon zijn in 't versch geschapen Eden.
Heil Bruidegom! heil Bruid! Wy dragen met u roem
In 't geen Gods gunst u schonk, uw echtheil is geen bloem
Die eerlang weêr verwelkt, maar vrucht, bedaauwd, beregend
Door stille zielsgebeên, en zóó van God gezegend,
(Dus zij 't) niet voor een tijd, maar voor eene eeuwigheid,
Waarvan de hechte grond wordt in den tijd geleid.
Heil Bruid! heil Bruidegom! het uitzicht op een leven
Van God u voor elkaêr en voor Zijn dienst gegeven,
Maakt van deez' vreugdedag de wezenlijkheid uit, -
En van mijn feestlied meê; geen streelend harpgeluid
Dat wegsterft in de lucht by 't blusschen van de lichten,
Geen spel van poëzy, waarby we een lot ons dichten,
Maar echte prophecy, gewaarborgd door Gods woord
Aan die 't geloovig, die het heilbegeerig hoort.
Heil Bruidegom! heil Bruid! laat bergen beide en dalen,
Waar ge in of uit mogt gaan, u van dat heil verhalen,
| |
[pagina 386]
| |
En van uw dankbre vreugd getuige en echo zijn!
Van 't Scheveningsche strand tot d' oorsprong van den Rhijn,
En weêr terug van 't meir, naar 't eenmaal vrij Geneve
Genoemd, tot Wiedemaand u aan den grond hergeve,
Waar eigen huis en haard u wachten, en het werk
Waarnaar ge dan weêr haakt, door jeugd en ijver sterk,
Om 't vorst en volk ten dienst, kloekmoedig uit te richten,
o Bruidegom! terwijl huismoederlijke plichten
U roepen, lieve Bruid! door 't voorbeeld opgeleid
Ten voorbeeld, en een taak vol zoetheid u verbeidt.
Heil Bruid! heil Bruidegom! van ouders beide en vrinden
Verzelt de zegen u op d'adem van de winden,
Niet slechts, terwijl ge vlug van berg- tot bergtop snelt,
En van bewondering 't aandoenlijk hart u zwelt,
By d' aanblik van natuurs ontzachtbre schouwtooneelen
En heel het lachend dal uw vreugde schijnt te deelen;
Maar voor geheel die reis des levens, met het oog
Aanvaard op God, uw God, en op dien regenboog
Wier kleuren ons juist dan van trouw en liefde spreken,
Wanneer de zomerzon een oogwenk schijnt geweken
Om dóór te breken straks, van achter 't wolkgordijn
Met steeds verhoogden, steeds verkwikkelijker schijn.
Heil Bruidegom! heil Bruid! heil ouders, vrienden, magen!
Uw zorgen, uw gebeên, zy hebben vrucht gedragen;
| |
[pagina 387]
| |
Zy zullen 't immer meer in 't geen uw oog reeds zag,
En in het schoonst verschiet nog slechts vermoeden mag.
o! Ziet het dierbre paar des levens waatren bouwen
Met een op Isaacs God onwankelbaar vertrouwen.
Ja, met die dankbre vreugd, die uit uw oogen blonk,
Mijn broeder, spruit met my uit den alouden tronk!
Die vreugde, die ons hart zoo wonderbaar bezielde,
Toen tusschen u en my mijn gade in tranen knielde
En 't lovend drietal werd bedropen met dien doop,
Het pand ook voor ons kroost van onbedriegbre hoop!
Gy mede, o dezer Bruid zoo teêrheidvolle Vader!
Beleef haar aardsch geluk, haar weg en gang te gader
Naar hooger streken, waar wie God in Christus kent,
Een vreugde kennen zal, het eind van alle ellend!
Gy, aan die vaders eens in gunst hergeven Moeders
Voor 't wederzijdsche kroost! Gy zusters en gy broeders!
Gy vrienden aan deez' disch feestvierend zaâm geschaard!
Verzelt hun beê tot God, getuigt hun heil op aard!
Ja heil! driedubbel heil! de beker opgeheven,
By de intreê van dit u voortaan verdubbeld leven,
Spreekt met uw vreugd, uw dank, ook uw geloften uit!
Des Heeren wilt gy zijn. Heil Bruidegom! heil Bruid!
| |
[pagina 388]
| |
Pinkstergalmen, hemelhallels,
Bruiloftshymnen, zy zijn één!
Is één grondtoon aan de akkoorden
Van die allen niet gemeen?
Liefde is van den God, dien we eeren,
De onverloochenbare naam;
Liefde is 't wezen van Zijn wezen,
Liefde en heiligheid te zaam.
Liefde vormde de eerste schepping
Tot één zegenrijk gezin;
Liefde gaf in 't zalig Eden
Edens koning zijn mannin.
Liefde bracht dien Heer op aarde,
Zegenaar aan Canaas disch,
Levenswekker in Bethanie
Uit der graven duisternis.
Liefde bracht hem voor de Zijnen
Op het zondedelgend kruis!
Liefde brengt ze, die hem lieven,
In des Vaders heerlijk huis.
| |
[pagina 389]
| |
In de vlam der wondertongen,
Op 't gezegend pinksterfeest
Daalde weder liefde neder,
Spreekt de liefde van den Geest.
Wat den hemel maakt tot hemel
Is die liefde! Liefde maakt
Ieder woning hier reeds hemel
Waar dat hemelsch vuur in blaakt.
Eens zal liefde de aard vervullen,
Maken aard en hemel één,
Als het koninkrijk daarboven
't Godsrijk wordt ook hier beneên.
Liefde in Christus zij en blijve
Ook reeds nu de heilge keus!
In beproeving steun en sterkte,
In den goeden strijd de leus.
En gy Isaac, met uwe Anna!
Liefde uit God en liefde in God
Zijn voor aarde beide en hemel
't U van Hem verzekerd lot!
|
|