Kompleete dichtwerken. Deel 3
(1863)–Isaäc da Costa– Auteursrechtvrij
[pagina 232]
| |
Aan Jonkvrouwe Esther Capadose.aant.Een Esther, voor haar volk besloten 't al te wagen,
Vond by den koning gunst en deernis met haar smart,
Volle oorlof gaf hy haar te spreken en te vragen
Uit de allerbinnenste bekomm'ring van haar hart.
Eerlang! en van dat hart werd smart en angst genomen,
De duisternis in licht, en de asch verkeerd in glans,
In 't uitzicht op den dood, tot 's Heerschers troon gekomen
Was leven en behoud haar psalm- en danklied thands.
O jeugdige vriendin! na honderd voorgeslachten
Van Abigaïls kroost nog volks- en naamgenoot!
Een hooger Vorst voor u had zaalger vreêgedachten,
Dan die aan Esther eens den scepter reikend bood.
| |
[pagina 233]
| |
U noodigde en ontvangt aan Zijn doorboorde voeten
Die koning die, getrouw tot in de nacht van 't graf,
Aan wie als Sions vorst Hem boetende begroeten
Geen helft eens koninkrijks, maar heel zich zelven gaf.
Blijf aan diens Konings dienst uws levens lente wijden,
Steeds toevend aan Zijn deur tot ge ingang by Hem vindt,
En mag Zijn dierbre gunst u dan de ziel verblijden
Denk aan uuws vaders volk, denk aan uws vaders vrind.
1850. |
|