De ontwikkelingsgang der Nederlandsche letterkunde. Deel 5: Geschiedenis der Nederlandsche letterkunde van de Republiek der Vereenigde Nederlanden (3)(1924)–Jan te Winkel– Auteursrecht onbekend Inhoudsopgave Vierde tijdvak. (vervolg). De verfransching der letteren. 1680-1780. (vervolg). XI. Willem III gehekeld en verheerlijkt. XII. De boertige Muze. XIII. Stichtelijke dichters. XIV. Joan Luyken en zijne geestverwanten. XV. De heldenzangen van den Spaanschen successieoorlog. XVI. Hekeldicht en Tooneelbestrijding. XVII. De Poëtenoorlog. XVIII. De windhandel gehekeld. XIX. De Hofdichten. XX. Herders-, Veld- en Visscherszangen. XXI. Huibert Kornelisz. Poot. XXII. Pieter Langendijk. XXIII. Het treurspel. XXIV. Balthazar Huydecoper. XXV. Bijbelsche heldendichten. XXVI. Spectatoriale geschriften. XXVII. Sybrand Feitama. XXVIII. Jan Harmensz. de Marre. XXIX De Amsterdamsche schouwburg onder De Marre's leiding. XXX. Het tooneelrepertoire in het midden der achttiende eeuw. XXXI. Michiel de Swaen, de dichter van Vlaamsch Frankrijk. XXXII. De Vlaamsche dichters. XXXIII. De Brabantsche dichters. XXXIV. Willem van Haren. XXXV De Stroomdichten. XXXVI. Natuurbeschouwing in de poezie. XXXVII Lucretia Wilhelmina van Merken. XXXVIII. Der Prozaromans, Novellen en Sprookjes. XXXIX. Het overige proza. XL. Het classiek en het burgerlijk treurspel. XLI. De Amsterdamsche en de Rotterdamsche Schouwburg. XLII. Het Kerkgezang. XLIII. Onno Zwier van Haren. XLIV. De dichtgenootschappen. Registers. Overzicht der vreemde letteren in betrekking tot de Nederlanden. (Zooveel mogelijk chronologisch, naar de schrijvers). Zakenregister. Personenregsiter.