Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermddramaEtym: Gr. handeling. In feite behoort iedere handeling die erop gericht is iets aanschouwelijk voor te stellen tot het drama, d.w.z. zowel pantomime, een clownsact, een rollenspel, als een toneelstuk. Beckerman (1970, p. 18-19) gebruikt in dit verband de term ‘imagined act’ of verbeelde of fictieve handeling, waarbij hij het gesproken woord van de acteur(s) tot de handeling rekent. Bij hem is het dramabegrip duidelijk ruimer dan binnen de literatuurwetenschap gebruikelijk is, omdat daar de tekst van het drama gewoonlijk centraal staat. Voor de literatuurwetenschap zou men kunnen volstaan met de omschrijving: tekst bestemd om op het toneel (toneel-3) voor een publiek te worden opgevoerd door één of meer acteurs. Die opvoeringsgerichtheid is een essentieel element bij de analyse van het drama. Een probleem vormt dan echter het leesdrama dat door de auteur niet voor opvoering geschreven is of door de aard van het stuk zelf daarvoor niet geschikt blijkt te zijn. Het leesdrama wordt, vanwege de zgn. ‘neutrale presentatie’ (het ontbreken van een vertellende instantie), wel gerekend tot de dramatiek, maar men verschilt van mening over het feit of men in dit geval van een drama kan spreken en of men bijv. niet veeleer van doen heeft met een specifieke vertelvorm. Naast de neutrale presentatie behoort de zgn. vierdewand-fictie tot de specifieke kenmerken van het drama. Bij de opvoering van het drama gedraagt men zich op het toneel doorgaans alsof er geen publiek aanwezig is, daarmee de illusie ophoudend dat het gebeuren op het toneel echt (de werkelijkheid representerend) is. De enkele keer dat deze vierdewand-fictie doorbroken wordt, ervaart men dat ook als een doorbreking van de dramatische illusie. Binnen het genre drama maakt men onderscheid in subgenres op grond van zowel formele kenmerken (bijv. blijspel - klucht-1, eenakter- drama in meer dan één bedrijf) als op grond van inhoudelijke kenmerken (bijv. tragedie- blijspel, abel spel- moraliteit, ideeëndrama - karakterdrama - liturgisch drama e.d.). De specifieke eigenschappen van het drama en deze subgenres worden beschreven door de dramaturgie of de dramatheorie, terwijl de theaterwetenschap zich vooral bezighoudt met alle aspecten die tot de opvoering van het drama behoren: regie, hulpmiddelen, ruimte e.d. De derde component in het dramaonderzoek is die naar de geschiedenis ervan. Tracht de dramatheorie de bijzondere en universele eigenschappen van het drama en zijn subcategorieën op te sporen en te beschrijven, de geschiedenis van het drama laat zien hoe het drama zich heeft ontwikkeld en welke eigenschappen ervan in bepaalde perioden prevalent zijn geweest. Veel eigenschappen die men in het verleden aan het drama heeft toegekend als specifieke kenmerken ervan, blijken in de praktijk normatief en bepaald door opvattingen over het toneel binnen een bepaalde periode of traditie. Voor het klassiek drama en classicistisch drama gold bijv. de opvatting dat het opgebouwd diende te zijn uit vijf bedrijven die parallel lopen met de vaste opeenvolging van expositie, intrige, climax-2, catastrofe en peripetie. Bovendien moest het voldoen aan de eenheid van handeling, tijd en plaats. Men nam aan dat deze Aristotelische eenheden tot het wezen van het drama behoorden. In het romantisch drama en later, bijv. in het absurd toneel, blijkt dat het drama heel wel zonder deze vaste normen kan functioneren. Datzelfde geldt voor het episch drama dat eveneens geen vaste indeling in bedrijven kent en de Aristotelische eenheden negeert, en dat in tegenstelling tot het illusionistisch toneel een bovenpersoonlijk of anti-individueel standpunt inneemt. Bijzondere vormen van het drama zijn: opera, operette, musical, muziekdrama, marionettentheater, hoorspel, televisiedrama en commedia dell'arte. Soms wordt de term drama als synoniem gebruikt voor tragedie. In het Franse taalgebied gebruikt men de term ‘drame’ speciaal voor een toneelstuk dat noch een zuivere tragedie, noch een zuivere komedie is, maar een tussenvorm. Vandaar de benaming ‘drame bourgeois’ (burgerlijk drama). Een Census Nederlands Toneel tot 1803, Ceneton, is in opbouw in Leiden. Dit elektronisch databestand zal ongeveer 10.000 toneelstukken gaan omvatten. Ceneton is te raadplegen via het World Wide Web: http://www.let.leidenuniv.nl/Dutch/Ceneton/. Lit: J.A. Worp, Geschiedenis van het drama en van het tooneel in Nederland, 2 dln (1903-1907) J.L. Styan, The elements of drama (1960; reprint 1979) B. Verhagen, Dramaturgie (19632) G.B. Tennyson, An introduction to drama (1967) S.W. Dawson, Drama and the dramatic (1970) J. van der Kun, Handelingsaspecten in het drama (19702) B. Beckerman, Dynamics of drama (1970) R.L. Erenstein, Tekst in ogenschouw (1973) H. van den Bergh, Teksten voor toeschouwers: inleiding in de dramatheorie (19914) D. Birch, The language of drama (1991) A. Übersfeld, Le drame romantique (1996) M. Pfister, Das Drama (19948) G. Ueding (red.), Historisches Wörterbuch der Rhetorik, dl. 2 (1994), kol. 906-921 T. Harmsen, 'Ceneton, electronische toneelcatalogus tot 1803’ in Dokumentaal 24 (1995), p. 130 R.L. Erenstein (red.), Een theatergeschiedenis der Nederlanden; tien eeuwen drama en theater in Nederland en Vlaanderen (1996; reprint 2001) W.B. Worthen, Drama: between poetry and performance (2009) H. Bowler, Storytelling and drama. Exploring narrative episodes in plays (2010).
|
|