Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdeenakterToneelstuk in één enkel bedrijf of één akte. Een niet-avondvullend stuk van beperkte duur, zelden langer dan veertig minuten, toegespitst op één dramatische handeling en gebruik makend van zo functioneel mogelijke techniek. Hoewel er voor 1750 wel toneel in één bedrijf geschreven werd (klucht-1, sotternie, tafelspel), werd de term pas in de tweede helft van de 18de eeuw gangbaar. In de 19de eeuw werd de eenakter vaak gebruikt als voorspel voor het avondvullend stuk, het zgn. affichestuk. In de 20ste eeuw wordt de eenakter vooral proeftuin voor toneelexperimenten en –vernieuwing. Voorbeelden van eenakters zijn A. Tsjechovs De beer (1888), H. Pinters The dumb waiter (1959) en in het Nederlandse taalgebied Herman Heijermans’ Het kind (1903), Hugo Claus’ De getuigen (1952) en Lodewijk de Boers Darts (1967). Lit: G.J. Beukers, Die moderne eenbedryf (1965) D. Schnetz, Der moderne Einakter (1967) W. Herget & B. Schultze (red.), Kurzformen des Dramas: gattungspoetische, epochenspezifische und funktionale Horizonte (1996).
|
|