Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdtoneel-3Etym: Middelned. tineel < Oudfr. tin = stellage. Speelplaats of ruimte waar de acteurs de toneelhandeling (drama) verrichten. Sinds de renaissance is dat gewoonlijk een ruimte binnen het theater-1, nl. een podium waarvan de ruimte begrensd wordt door de decors en het voorgordijn. In openluchtvoorstellingen gebruikt men als toneel meestal een verhoging om voor de toeschouwers zichtbaar te zijn. In de middeleeuwen was dat een plankier op tonnen (‘tonneel’) of ook wel een platte wagen (wagenspel). Bovendien werden middeleeuwse drama’s gespeeld in of bij de kerk of aan het hof, waarbij de ruimte in verschillende ‘tonelen’ verdeeld werd, bijv. in hemel en hel of in het oosten en het westen. Een specifieke vorm had het toneel van de rederijkers, het zgn. speelhuis. De daarin gebruikte toneelindeling maakte het middeleeuwse simultaantoneel mogelijk. Vondel formuleert het in zijn Tooneelschilt of Pleitreede voor het tooneelrecht als volgt: Het tooneel is een verheven plat, toegestelt naer den eisch der rolle van de personaedjen, die elck volgens heuren staet ingekleet, en gelijck vermomt, door stemmen en gebaer uitbeelden eene historie, of waerschijnende verzieringe, of klucht, waerdich tot stichtigh vermaeck, in het openbaer, gehoort en gezien te worden. Het toneel in deze zin is voor de literatuurwetenschap van belang voorzover er uit de gebruikte ruimte tekstuele en interpretatieve consequenties voortvloeien. Zo kan het voor de interpretatie van de tekst van belang zijn om te weten of een personage op het toneel aanwezig is of vanuit de zaal opkomt, bijv. als vertegenwoordiger van het publiek. Een ander voorbeeld is de vraag of Gijsbrecht van Aemstel in Vondels gelijknamige stuk alleen op het toneel staat of dat hij zijn bekende openingsclaus uitspreekt temidden van een aantal luisterende figuranten. Andere aspecten zijn het onderzoeksterrein van de theaterwetenschap. Een grote collectie van documentatiemateriaal en attributen op het gebied van het Nederlandse toneel is ondergebracht in het Theater Instituut Nederland (TIN) in Amsterdam. In België is daarvoor het Vlaams Theater Instituut in Brussel. Lit: J.A. Worp, Geschiedenis van het drama en van het tooneel in Nederland, 2 dln. (1903-1907; reprint 1970) R.L. Erenstein (red.), Een theatergeschiedenis der Nederlanden. Tien eeuwen drama en theater in Nederland en Vlaanderen (1996; reprint 2001) J. Nowé, Nu hoort wat men u spelen zal: theater in de Middeleeuwen (2000) J. Jacobs (red.), Kennis, kunstjes en kunnen: kermis: de wondere wereld van glans en glitter (2002) S. Metzger, Theater und Fiktion: Spielräume des Fiktiven in Inszenierungen der Gegenwart (2010) B.D. Hirsch & Chr. Wortham (red.), ‘This earthly stage’. World and stage in Late Medieval and Early modern England (2010) O.G. Bricket, M. Mitchell & L. Hardberger, Making the scene. A history of stage design and technology in Europe and the United States (2010) Chr. Meier & A. Kemper (red.), Europäische Schauplätze des frühneuzeitlichen Theaters (2011).
|
|