Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdepisch dramaTheatervorm die ontstaan is in Duitsland in de twintiger jaren van de 20ste eeuw onder impuls van regisseur Erwin Piscator, met als belangrijkste representant de toneelschrijver Bertolt Brecht met zijn Dreigroschenoper (1928). Het is een vorm van het drama waarin gepoogd wordt menselijke lotgevallen op een bovenindividuele wijze voor te stellen. Het kent daarom geen specifieke held, maar introduceert een algemeen menselijke trek, belichaamd door een personage of een beschouwer van het menselijk handelen. De geslotenheid van het aristotelisch drama wordt in het episch theater opgeheven in een structuur die zowel handeling als commentaar omvat. Het is anti-illusionistisch in die zin dat het de illusie van het klassieke of romantische drama doelbewust doorbreekt door middel van het vervreemdingseffect, zoals het inschakelen van een koor, gebruik te maken van projecties of doorbreking van de vierdewand-fictie d.m.v. een verteller, de zgn. episering. De toeschouwer wordt zo op afstand gehouden opdat hij zich niet identificeert met één van de personages en zo in staat blijft de gepresenteerde handeling zo objectief mogelijk te beoordelen. Het episch drama is doorgaans politiek-sociaal geïnspireerd. Men kan zich afvragen in hoeverre het episch drama een nieuwe theatervorm was. Ook in de middeleeuwen bestond al een vorm van episch theater met genres als het spel van zinne en de moraliteit, die eveneens een bovenpersoonlijk karakter hebben. Zo worden in Den Spyeghel der salicheyt van Elckerlijc (15de eeuw) algemene begrippen als Die Dood, Gheselscap, Maghe, ’t Goed en uiteraard Elckerlijc zelf uitgebeeld. Ook het latere Senecaans-Scaligeriaans renaissancedrama vertoont epische trekken, bijv. in Hoofts Warenar (1617). In het moderne Nederlandstalige toneelrepertoire heeft H. Mulisch’ Tanchelijn (1960) trekken met het episch drama gemeen. Lit: R. Grimm (red.), Episches Theater (19723) M. Kesting, Das epische Theater (19787) Th. Buck, Zu Bertolt Brecht: Parabel und episches Theater (19832) H.M. Brown, Leitmotiv and drama: Wagner, Brecht, and the limits of epic theatre (1991) S. Bryant-Bertail, Space and time in epic theater: the Brechtian legacy (2000) F.M. Raddatz, Brecht frisst Brecht (2007).
|
|