Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdepischEtym: Gr. epos = gesproken woord, lied. Adjectief dat afgeleid is van epiek (en dat daarom deelt in de relatieve betekenisonvastheid van dit begrip). Zoals epiek in het algemeen een globale genre aanduiding kan zijn voor verhalende literatuur, wordt de kwalificatie episch in de moderne kritiek soms gehanteerd om literaire werken aan te duiden met een sterk verhalende inslag, en dit ter onderscheiding van meer beschouwende of experimentele, ‘vormbewuste’ teksten. Zoals epiek meer in het bijzonder middeleeuwse verhalen kan aanduiden over heldendaden van historische personages, wijst het adjectief episch op oude verhalen in versvorm die handelen over de moedige daden van ridders en helden, verhalen die bovendien gekenmerkt worden door een zekere grootsheid van visie en een verheven, breedvoerige stijl (genus sublime). De betekenis van epos als heldendicht klinkt hier doorgaans mee. Na de 18de eeuw werd versepiek zeldzamer omdat de roman het epos als dominerende verhaalvorm ging vervangen. Toch beschrijft men tal van recentere prozawerken als ‘episch’ om de verheven stijl, de grootse wereldvisie en de grandeur van de artistieke ambities. Enkele voorbeelden: H. Melville, Moby Dick (1851); L. Tolstoj, Oorlog en vrede (1872); B. Pasternak, Dr. Zjivago (1958). Ook filmcritici hebben het in vergelijkbare zin vaak over ‘epische’ films. Lit: E. Staiger, Grundbegriffe der Poetik (1971) M. Seidel & E. Mendelson (red.), Homer to Brecht: the European epic and dramatic traditions (1977).
|
|