Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdeposEtym: Gr. gesproken woord, lied; vandaar heldendicht. Het epos of heldendicht is een vorm van heroïsche poëzie waarin op verheven (genera dicendi) en breedvoerige wijze de exploten en krijgsdaden van goden of helden bezongen worden. Het was de belangrijkste vorm van epiek (verhalende kunst) van de oudheid tot in de 17de eeuw. Stammend uit een lange orale traditie (orale literatuur) van sagen en liederen, werden heldengedichten oorspronkelijk voorgedragen door rapsoden, die tot duizenden verzen uit het hoofd kenden. In navolging van Bowra en Bomhoff maakt W.A.P. Smit een onderscheid tussen heldenepos en epos of heldendicht: de eerste term duidt dan op een epos ‘met een heroïsch onderwerp uit de heroën-tijd’; met de tweede term kunnen de ‘literaire heldendichten uit latere cultuur-fasen’ benoemd worden. Dit komt overeen met het traditionele onderscheid tussen de (meestal anonieme) volksepen en de latere kunstepen. Het volksepos vindt men over de gehele wereld terug in alle culturen. Zo kennen we het Oudmesopotamische Gilgamesj-epos, de Indische Mahabharata en Râmâyana, de Oudijslandse Edda, de Oudengelse Beowulf, het Middelhoogduitse Nibelungenlied, enz. Pas in de vorige eeuw werd het Finse Kalevala-epos op schrift gesteld, nadat het honderden jaren lang mondeling was doorverteld. Waarschijnlijk is bijna drie millennia geleden hetzelfde gebeurd met de Ilias en de Odysseia. Ze worden op naam van Homerus geplaatst, maar er heerst grote onzekerheid over de identiteit en de persoonlijke bijdrage van ‘de auteur’. Volksepen zijn bewerkingen van verhalen die onder het volk leven en die geconcentreerd worden (zgn. epische concentratie) rond een belangrijke historische (of legendarische) gebeurtenis, zoals bijv. de belegering van Troje in de Ilias, of rond een grootse figuur, zoals Gilgamesj. Cultuurepen daarentegen zijn veelal het werk van één scheppend kunstenaar, bijv. Vergilius’ Aeneis. In de renaissance herleefde het kunstepos, waarbij Vergilius het grote voorbeeld was. Tot de belangrijkste klassiek-renaissancistische epen behoren Orlando Furioso van L. Ariosto (1532), het Portugese nationale epos Os Lusiadas (1572) van L. de Camões, het barokepos La Gerusalemme liberata (1581) van T. Tasso en het bijbelse epos Paradise lost (1668) van J. Milton. Eén der laatste grote epen is Der Messias (1773) van F. Klopstock. De niet-religieuze epen hebben vaak een politieke inslag: vanaf de Ilias en de Aeneis hebben vele auteurs gepoogd om bij te dragen tot de mythe van nationale grootheid, waarbij het heroïsche verleden de nationale trots in het heden en de politieke aspiraties voor de toekomst moet ondersteunen. Nederlandse vertalingen van klassieke heldenepen dateren reeds uit de tweede helft van de 16de eeuw: C. van Ghistele, D.V. Coornhert en K. van Mander. Als auteurs van Nederlandse bijbelse epen kunnen gelden J. van den Vondel (Joannes de Boetgezant, 1662), Joan de Haes (Judas de Verrader, 1714; Jonas de Boetgezant, 1723), Arnold Hoogvliet (Abraham de Aartsvader, 1728) en Willem Bilderdijk (De ondergang der eerste wareld, 1820). Niet-bijbelse epen zijn van de hand van Lambert vanden Bos (Batavias, 1648), Lukas Rotgans (Wilhem de Derde, 1698-1700), Willem van Haren (Gevallen van Friso, 1741) en Onno Zwier van Haren (Aan het vaderland, 1769; De Geusen, 1771-1776). Het genre heeft steeds aanleiding gegeven tot komische varianten en parodieën. Zo wordt aan Homerus een komisch epos Margites (de gek) toegeschreven. In het Nederlands werd het epos geparodieerd door W.G. van Focquenbroch in zijn komisch heldendicht Typhon (1665). Zie ook heroïco-komisch epos. Noteren we nog dat in het Franse taalgebied de term épopée ook slaat op middeleeuwse verhalende literatuur als het chanson de geste. Lit: J. de Vries, Heldenlied en heldensage (1959) G.J. Vis, Johannes Kinker en zijn literaire theorie (1967), p. 161-215 C.M. Bowra, Heroic poetry (1974) W.A.P. Smit, Kalliope in de Nederlanden; het renaissancistisch-klassicistische epos van 1550 tot 1850 (1975-1983) M. Spies, ‘Het epos in de 17e eeuw in Nederland: een literatuurhistorisch probleem’ in Spektator 7 (1977-1978), p. 379-411 en 562-594 M. Schipper (red.), Onsterfelijke roem. Het epos in verschillende culturen (1989) C. Burrow, Epic romance: Homer to Milton (1993) W.A.P. Smit, La théorie de l’épopée en Europe occidentale aux XVIe et XVIIe siècles (1993) G. Ueding (red.), Historisches Wörterbuch der Rhetorik, dl. 2 (1994), kol. 1327-1347 G. Lambin, L’épopée: génèse d’un genre littéraire en Grèce (1999) M. Spies, Het epos in de 17de eeuw in Nederland: een literatuurhistorisch probleem (1977-1978, DBNL 2001) M. van Albrecht, Roman epic: an interpretative introduction (2003) B. Méniel, Renaissance de l’épopée. La poésie épique en France de 1572 à 1623 (2004) M. Finkelberg (red.), The Homer encyclopedia (2011) K.C. King, Ancient epic (2012).
|
|