Algemeen letterkundig lexicon
(2012-....)–Anoniem Algemeen letterkundig lexicon– Auteursrechtelijk beschermdepiekEtym: Gr. epos = gesproken woord < incompleet werkwoord eipon = ik sprak. Verzamelnaam voor alle verhalende literaire werken en als zodanig één van de drie literaire hoofdgenres (genre) naast de lyriek en de dramatiek. Elk van deze drie grote genrebegrippen wordt doorgaans gezien als grondhouding (‘Naturform’ bij Goethe) van de verhouding tussen subject en object. In die relatie is dramatiek de meest neutrale en objectieve, omdat de verteller daarin het meest is teruggetreden, terwijl lyriek de meest subjectieve vorm zou zijn. Epiek is dan de middelste of gemengde vorm, de meest narratieve, waarin nu eens de auteur en dan weer de personages aan het woord zijn. Deze opvatting werd uitgewerkt door E. Staiger, die als grondbegrippen het lyrische, het epische en het dramatische in ontologische zin onderscheidde en die grondvormen in alle genres aanwees. In de loop van de 20ste eeuw is op deze benadering kritiek uitgeoefend. Tegenwoordig neigt men ertoe epiek op te vatten in historische eerder dan absolute of ontologische termen, m.a.w. als een door literatuuropvattingen en conventies bepaald indelingscriterium. Het ligt dan voor de hand om het verhaal-1, de novelle en de roman tot de epiek te rekenen, evenals het epos, de legende, het sprookje, enz., allemaal genres waarin toch op een of andere manier het verhalende aspect (narrativiteit) sterk aanwezig is. Op deze historische wijze en in meer specifieke zin spreekt men over middeleeuwse epiek als een verhalend genre waarin belangrijke gebeurtenissen en heroïsche daden van belangrijke historische personages zijn vastgelegd. Daartoe worden o.m. de Oudnoorse saga, het Middellatijnse carmen, het Oudfranse chanson de geste en de Hoogduitse heldenliederen gerekend. De Middelnederlandse epiek wordt doorgaans onderscheiden in Karelepiek en Arthurepiek. Daarnaast onderscheidt men wel de zgn. kruisvaardersepiek (kruisvaartroman) en de geestelijke epiek. De geestelijke epiek bestaat eigenlijk niet uit epische teksten in de strikte zin des woords, maar uit werken die als alle middeleeuwse epische teksten in paarsgewijs rijmende versregels geschreven zijn: bij epiek denken wij al gauw aan fictie, terwijl heiligenlevens (hagiografie) zoals de Sint Servaeslegende (ed. G.A. van Es, 19762) voor het middeleeuwse publiek geen fictie maar feit waren. Eigenlijk bevinden zij zich daarom in het grensgebied tussen epiek en didactiek (didactische literatuur). Ook de Alexanderroman en de Oosterse roman rekent men tot de Middelnederlandse epiek, al worden de termen ‘Alexanderepiek’ en ‘Oosterse epiek’ nooit gebruikt. Lit: G. Stuiveling, ‘Hardop denken over het genrebegrip’ en S. Dresden, ‘Het begrip genre’ in Handelingen van het 26e filologencongres (1960), resp. p. 66-77 en p. 77-85 E. Staiger, Grundbegriffe der Poetik (1971) K.H. Hempfer, Gattungstheorie (1973) C.M. Bowra, Heroic poetry (19782) V. Mertens & U. Müller (red.), Epische Stoffe des Mittelalters (1984) K. Beekman, ‘Omgang met genres’ in K. Beekman & F. de Rover (red.), Literatuur bij benadering (1987), p. 118-137 W.P. Gerritsen & A.G. van Melle (red.), Van Aiol tot Zwaanridder. Personages uit de middeleeuwse verhaalkunst en hun voortleven in literatuur, theater en beeldende kunst (1993) J.D. Janssens e.a. (red.), Op avontuur: middeleeuwse epiek in de Lage Landen (1998).
|